ECLI:NL:RBZWB:2023:8764
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen kennisgeving kostenvergoeding niet-ontvankelijk verklaard in belastingrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft een kennisgeving van kostenvergoeding die dateert van 15 september 2021, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 4 augustus 2021. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De inspecteur had in de kennisgeving wettelijke rente toegekend, omdat de bedragen die hij aan de belanghebbende moest vergoeden, te laat zijn betaald. De belanghebbende maakte bezwaar tegen de toegekende wettelijke rente, maar de inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank legt uit dat in het belastingrecht een gesloten stelsel van rechtsmiddelen geldt, wat betekent dat alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen beslissingen die als voor bezwaar vatbaar zijn aangemerkt in de belastingwetgeving. De kennisgeving van de inspecteur is geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikking, omdat deze niet gebaseerd is op de belastingwetgeving maar op artikel 6:119 BW.
De rechtbank concludeert dat het bezwaar van de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Er was geen verplichting om een hoorgesprek te houden, zowel op basis van de nationale wet als op basis van het Unierecht. De klacht van de belanghebbende over het hoorrecht wordt verworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de belanghebbende het geschil kan voorleggen aan de burgerlijke rechter. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.