ECLI:NL:RBZWB:2023:8763
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingkwijtscheldingszaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 15 december 2023, wordt de onbevoegdheid van de rechtbank behandeld in een belastingkwijtscheldingszaak. De zaak betreft een beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op het administratief beroep van 18 augustus 2023, waarin het verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat zij kennelijk onbevoegd is om over deze zaak te oordelen, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de invordering van gemeentelijke belastingen, de kwijtscheldingsbeschikking heeft genomen. Indien de belastingschuldige het niet eens is met deze beschikking, kan hij binnen tien dagen een beroepschrift indienen bij het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De rechtbank wijst erop dat zowel de kwijtscheldingsbeschikking als de uitspraak van het dagelijks bestuur besluiten zijn die zijn genomen op basis van de Invorderingswet 1990. Gezien de bepalingen in de Awb kan er geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, wat betekent dat de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de klacht van de belanghebbende dat hij niet is gehoord.
De rechtbank concludeert dat zij zich onbevoegd verklaart en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of griffierecht, aangezien de rechtbank niet bevoegd is. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier P. van der Hoeven, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.