ECLI:NL:RBZWB:2023:8763

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
BRE-23_9781
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingkwijtscheldingszaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 15 december 2023, wordt de onbevoegdheid van de rechtbank behandeld in een belastingkwijtscheldingszaak. De zaak betreft een beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op het administratief beroep van 18 augustus 2023, waarin het verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat zij kennelijk onbevoegd is om over deze zaak te oordelen, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank legt uit dat de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de invordering van gemeentelijke belastingen, de kwijtscheldingsbeschikking heeft genomen. Indien de belastingschuldige het niet eens is met deze beschikking, kan hij binnen tien dagen een beroepschrift indienen bij het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De rechtbank wijst erop dat zowel de kwijtscheldingsbeschikking als de uitspraak van het dagelijks bestuur besluiten zijn die zijn genomen op basis van de Invorderingswet 1990. Gezien de bepalingen in de Awb kan er geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, wat betekent dat de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de klacht van de belanghebbende dat hij niet is gehoord.

De rechtbank concludeert dat zij zich onbevoegd verklaart en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of griffierecht, aangezien de rechtbank niet bevoegd is. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier P. van der Hoeven, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9781

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

De Belastingsamenwerking West-Brabant.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op het administratief beroep van 18 augustus 2023, betreffende het verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen.
1.1.
Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De ambtenaar die belast is met de invordering van gemeentelijke belastingen (de invorderingsambtenaar) beslist op een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen bij voor administratief beroep vatbare beschikking (de kwijtscheldingsbeschikking) (artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet; artikel 26 van de Invorderingswet 1990; artikel 7, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990).
2.1.
Indien de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de kwijtscheldingsbeschikking kan hij binnen tien dagen na dagtekening ervan een aan het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant (het dagelijks bestuur) gericht beroepschrift indienen. Het dagelijks bestuur beslist op het beroep bij uitspraak (de uitspraak van het dagelijks bestuur) (artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet; artikel 26 van de Invorderingswet 1990; artikel 24 en 25 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990).
2.2.
Zowel de kwijtscheldingsbeschikking als de uitspraak van het dagelijks bestuur zijn besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990. Gelet op het bepaalde in artikel 8:5 Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, bijlage 2, behorende bij de Awb, kan daartegen geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter worden ingesteld. Hierin ligt besloten dat de bestuursrechter evenmin bevoegd is te oordelen over de wijze waarop de kwijtscheldingsbeschikking en de uitspraak namens het college tot stand zijn gekomen. Dit betekent dat de bestuursrechter geen oordeel kan geven over de klacht van belanghebbende dat hij niet is gehoord naar aanleiding van zijn administratief beroep tegen de kwijtscheldingsbeschikking. De rechtbank is dus kennelijk onbevoegd. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
3. Voor een proceskostenverhoordeling bestaat geen aanleiding. Omdat de rechtbank onbevoegd is, is ervan afgezien om griffierecht te hebben.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.