ECLI:NL:RBZWB:2023:8759

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
BRE-22_3740
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering gemachtigde en niet-ontvankelijkheid bezwaar in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft de inhouding van loonheffing in verband met de bijtelling van privégebruik van een auto over de periode van 28 maart 2022 tot en met 24 april 2022. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard omdat het niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 7 juni 2022, maar het bezwaarschrift werd pas op 20 juni 2022 ontvangen. De rechtbank concludeert dat de reden voor de termijnoverschrijding, namelijk ziekteverzuim van een collega, niet voldoende is onderbouwd en daarom niet als verontschuldigbaar kan worden aangemerkt.

Daarnaast heeft de rechtbank de voormalig gemachtigde van de belanghebbende geweigerd, omdat zijn taalgebruik in correspondentie onnodig grievend was en de goede procesorde verstoorde. De rechtbank stelt dat partijen zich in een procedure mogen laten bijstaan, maar dat dit niet ten koste mag gaan van de omgangsvormen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak op bezwaar blijft daarmee in stand en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 5 juli 2022, betreffende de inhouding van loonheffing in verband met de bijtelling privégebruik auto over de periode 28 maart 2022 tot en met 24 april 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
Weigering gemachtigde
2. De rechtbank heeft de voormalig gemachtigde geweigerd in de onderhavige zaak en motiveert dit als volgt.
2.1.
Partijen kunnen zich in een gerechtelijke procedure laten bijstaan of vertegenwoordigen door iemand van hun keuze. Waar het gaat om zaken die het Unierecht betreffen, is dat neergelegd in artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). Voor een bestuursrechtelijke procedure is dat vastgelegd in artikel 8:24 van de Awb.
2.2.
Een partij, zijn bijstandsverlener(s) en zijn gemachtigde(n) mogen het standpunt van die partij verwoorden op een wijze die hun goeddunkt, ook als dat standpunt verwijten behelst aan de wederpartij of anderen. Maar daarbij geldt dat zij zich niet onnodig grievend dienen uit te laten, dat zij hun verwijten en beschuldigingen feitelijk dienen te onderbouwen en dat zij duidelijk moeten maken wat de relevantie daarvan is voor het desbetreffende geschil. De rechtbank heeft in de brief van 21 september 2022 in deze zaak onnodig grievend taalgebruik te lezen gekregen.
2.3.
Indien een gemachtigde of bijstandsverlener door stelselmatig nodeloos grievend, krenkend en/of beschadigend taalgebruik hetzij een doelmatige behandeling van het geschil ernstig bemoeilijkt, hetzij het gezag van de rechtspraak of van bij behandeling van de zaak betrokken functionarissen nodeloos en op onaanvaardbare wijze aantast, kan dit de conclusie rechtvaardigen dat ernstige bezwaren, als bedoeld in artikel 8:25, eerste lid, van de Awb, tegen de persoon van de gemachtigde of bijstandsverlener bestaan.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat het taalgebruik van voormalig gemachtigde structureel in strijd komt met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke omgangsvormen. Hij uit verwijten en beschuldigingen aan burgerlijke en rechterlijke ambtenaren, aan rechterlijke colleges en aan de rechtsstaat en Nederland in het algemeen. Daarbij gaat het er niet om dat de voormalig gemachtigde kenbaar maakt het oneens te zijn met bepaalde rechterlijke oordelen. Laatstbedoelde uitingen passen bij rechterlijke procedures. Het taalgebruik van de voormalig gemachtigde is zodanig dat het de goede procesorde ernstig verstoort.
2.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat tegen de voormalig gemachtigde ernstige bezwaren bestaan.
Inhoudelijk
3. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De inspecteur heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
4. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de van de voldoening, de inhouding of de afdracht.
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [2] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [3] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [4] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen.
4.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [5]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
5. Aangevoerd door de inspecteur en niet bestreden door belanghebbende is dat de inhouding op het loon van belanghebbende heeft plaatsgevonden uiterlijk op 24 april 2022.. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 7 juni 2022.
5.1.
Het bezwaarschrift, met dagtekening 17 juni 2022, is bij de inspecteur ontvangen op 20 juni 2022. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft, desgevraagd, bij de inspecteur aangevoerd dat door ziekteverzuim van een collega het bezwaarschrift helaas niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend.
7. Dit is geen reden voor de termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft de enkele stelling over ziekteverzuim niet met bewijsstukken onderbouwd. Ook is niet verklaard waarom die ziekte aan het indienen van een (pro forma) bezwaarschrift in de weg heeft gestaan en waarom niet een kantoorgenoot namens belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. Hierdoor is niet aannemelijk geworden dat belanghebbende (of een andere gemachtigde) redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een rechtsmiddel aan te wenden. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Ambtshalve beslissing
8. In dezelfde brief waarbij uitspraak op bezwaar is gedaan, heeft de inspecteur ook beslist om ambtshalve niet aan het bezwaar tegemoet te komen.
9. Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing van de inspecteur om niet ambtshalve tegemoet te komen, verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd. Het gaat namelijk om een beslissing op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Een dergelijke beslissing is niet voor (bezwaar en) beroep vatbaar. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.

Conclusie en gevolgen

10. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep ziet op de afwijzing om ambtshalve vermindering.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
3.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.