ECLI:NL:RBZWB:2023:8758
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering gemachtigde en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft de inhouding van loonheffing in verband met de bijtelling voor privégebruik van een auto over de periode van 28 februari 2022 tot en met 27 maart 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft de voormalig gemachtigde van de belanghebbende geweigerd, omdat deze zich schuldig heeft gemaakt aan onnodig grievend taalgebruik in correspondentie. Dit taalgebruik werd als zodanig beoordeeld dat het de goede procesorde ernstig verstoorde. De rechtbank concludeert dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de voormalig gemachtigde, wat leidt tot de weigering van diens vertegenwoordiging.
De inspecteur heeft het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank bevestigt deze beslissing, aangezien het bezwaarschrift te laat was ingediend en de belanghebbende geen verontschuldigbare redenen heeft aangedragen voor de termijnoverschrijding. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart zich ook onbevoegd voor zover het beroep ziet op de afwijzing om ambtshalve tegemoet te komen aan het bezwaar, aangezien deze beslissing niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.