ECLI:NL:RBZWB:2023:8743

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
416748 HA RK 23-251 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter wegens vermeende partijdigheid en belangenverstrengeling

Op 11 december 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van mr. Vriends, voorzieningenrechter in een bestuursrechtelijke zaak, behandeld. Het verzoeker, die eerder betrokken was in een civiele procedure, stelde dat er sprake was van een schijn van partijdigheid en belangenverstrengeling. Hij voerde aan dat de rechter niet al zijn vragen had beantwoord en dat de zitting te snel ging. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzing opleverden voor vooringenomenheid. Het verzoek werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard.

De wrakingskamer stelde vast dat het verzoek tot wraking van de rechter niet voldoende was onderbouwd. De belangenverstrengeling die verzoeker aanvoerde, had geen betrekking op de rechter in kwestie, aangezien deze niet betrokken was bij de eerdere civiele procedure. Bovendien was het niet verplicht voor de rechter om alle vragen van de verzoeker te beantwoorden, vooral niet als deze vragen niet relevant waren voor de hoofdzaak. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en dat het wrakingsverzoek als evident misbruik van recht werd gekwalificeerd.

Aangezien dit het tweede wrakingsverzoek van verzoeker betrof, besloot de wrakingskamer dat een volgend verzoek in deze hoofdzaak niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/416748 HA RK 23-251
beslissing van 11 december 2023 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van:
[verzoeker],
verzoeker.

1.Het procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met nummer BRE 23/10459,
 het door verzoeker op 18 november 2023 gedane eerste wrakingsverzoek,
 het bericht van de gewraakte rechter van 21 november 2023 waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berust,
 de beslissing op het eerste wrakingsverzoek van 23 november 2023 (zaaknummer
C/02/416124/HA RK/23-246),
 het proces-verbaal van de zitting van woensdag 6 december 2023 in de hoofdzaak tijdens welke zitting verzoeker zowel de rechter als de wrakingskamer heeft gewraakt,
 het bericht van de gewraakte rechter van 8 december 2023 waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berust.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Vriends (hierna: de rechter), optredend als voorzieningenrechter (bestuursrecht) in de bovengenoemde zaak.
2.2.
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking

3.De gronden van het wrakingsverzoek

Door verzoeker is, kort weergegeven, aangevoerd dat een schijn van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter bestaat door het navolgende. Verzoeker stelt dat sprake is van een belangenverstrengeling met een andere rechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant die zijns inziens onjuiste beslissingen heeft genomen in een andere zaak waar hij een procespartij was. Daarnaast voert verzoeker aan dat hij vindt dat de zitting te snel ging en dat de rechter zijn vragen niet beantwoordde. Ook heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt.

4.De beoordeling

Toetsingskader
4.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
Wrakingsverzoek gericht tegen de wrakingskamer
4.4.
Tijdens de zitting op 6 december 2023 heeft verzoeker ook de wrakingskamer gewraakt. De wrakingskamer kwalificeert het verzoek als ‘evident misbruik van recht’ en laat om die reden het wrakingsverzoek buiten behandeling. Zij licht dit als volgt toe. In artikel 4.3 van het wrakingsprotocol staat vermeld:
“(…)De wrakingkamer kan een tegen haar of één van haar leden gericht verzoek tot wraking buiten behandeling laten als zij van oordeel is dat de onder g. of h. genoemde omstandigheid zich voordoet.”Onder 4.2.h. van het wrakingsprotocol is het volgende opgenomen:
“indien het een verzoek tot wraking van de wrakingskamer of één of meer van haar leden betreft en sprake is van evident misbruik van recht.”Op het moment dat verzoeker zijn wrakingsverzoek heeft gedaan was nog onbekend wie de leden van de wrakingskamer zijn die zijn verzoek zullen behandelen. Bovendien zijn er geen gronden door verzoeker ingediend tegen de wrakingskamer. Nu verzoeker heeft nagelaten zijn wrakingsverzoek nader te onderbouwen, hij heeft namelijk niet kenbaar gemaakt waaruit de veronderstelde vooringenomenheid blijkt, is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van een evident misbruik van recht.
Wrakingsverzoek gericht tegen de rechter
4.5.
Wat verzoeker aanvoert over de belangenverstrengeling met een andere rechter, die een vonnis heeft uitgesproken in een civielrechtelijke procedure waarbij verzoeker procespartij was, heeft geen betrekking op de vrees voor partijdigheid van de rechter. De rechter was immers niet bij die eerdere procedure betrokken en heeft daar op geen enkele manier bemoeienis mee gehad. Bovendien is door verzoeker niet nader gemotiveerd waar de belangenverstrengeling uit blijkt. Dit kan dan ook geen aanleiding zijn voor een wrakingsverzoek.
4.6.
Het proces-verbaal is een zakelijke weergave van wat op de zitting is besproken. Uit het proces-verbaal is inderdaad op te maken, zoals verzoeker aanvoert, dat de rechter niet al zijn vragen heeft beantwoord. Dit maakt naar het oordeel van de wrakingskamer echter niet dat de rechter vooringenomen is. In de eerste plaats is een rechter niet gehouden om alle vragen van procespartijen (onmiddellijk) te beantwoorden. De door verzoeker gestelde vragen zien daarnaast niet op de hoofdzaak, maar op een civielrechtelijke procedure die door een andere rechter is behandeld. Daar was de rechter niet bij betrokken. Zij kon dan ook geen antwoorden geven op de door verzoeker gestelde vragen hierover. Naar het oordeel van de wrakingskamer volgt verder uit het proces-verbaal van de zitting dat de rechter bij de start van de zitting aan de betrokkenen heeft verteld waar de zitting over zal gaan en welke punten zij met hen wil bespreken. Doordat verzoeker na het stellen van zijn vragen, die geen betrekking hadden op de hoofdzaak, is overgegaan tot het doen van een wrakingsverzoek heeft de rechter geen mogelijkheid meer gehad om de zaak (verder) inhoudelijk te behandelen.
4.7.
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is van enige schijn van vooringenomenheid, dan wel van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
4.8.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl, zie rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakingsprotocol).
Wrakingsverbod
4.9.
Aangezien dit een tweede wrakingsverzoek van verzoeker betreft in de hoofdzaak (zie ECLI:NL:RBZWB:2023:8173) stelt de wrakingskamer vast dat verzoeker misbruik heeft gemaakt van het instrument tot wraking. Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoeken niet nader gemotiveerd waaruit de veronderstelde vooringenomenheid van de rechter dan wel de wrakingskamer bestaat. De wrakingskamer ziet daarom aanleiding met toepassing van artikel 8:18 lid 4 Awb om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
 verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
 bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak met nummer BRE 23/10459 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek,
 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek tot wraking in het kader van de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is genomen op 11 december 2023 door mr. Peters, rechter en voorzitter, en mr. Broeders en mr. Leppens, rechters, in aanwezigheid van
mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.