ECLI:NL:RBZWB:2023:8173

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
C/02/416124/HA RK/23-246 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaak

Op 23 november 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van mr. Vriends, voorzieningenrechter in een bestuursrechtelijke zaak, afgewezen. Verzoeker stelde dat de rechter processtukken niet aan het dossier had toegevoegd, wat volgens hem leidde tot vooringenomenheid en schending van zijn recht op een eerlijk proces. Daarnaast voerde hij aan dat het bestuursorgaan valsheid in geschrifte had gepleegd en dat zijn voormalige advocaat fouten had gemaakt.

De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter. De rechter wordt geacht onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De argumenten van verzoeker over het bestuursorgaan en zijn voormalige advocaat waren niet relevant voor de vrees voor partijdigheid van de rechter.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en verklaarde het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond. De mondelinge behandeling van het verzoek werd achterwege gelaten, conform het wrakingsprotocol van de rechtbank. De behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/416124/HA RK/23-246
beslissing van 23 november 2023 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van:
[verzoeker],
verzoeker.

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met nummer BRE 23/10459,
 een zeventiental e-mailberichten met diverse bijlagen van 18 november 2023 van verzoeker, met daarin de wrakingsgronden,
 het bericht van de gewraakte rechter van 21 november 2023 waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berust.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Vriends (hierna: de rechter), optredend als voorzieningenrechter (bestuursrecht) in de bovengenoemde zaak.
2.2
Verzoeker legt daaraan ten grondslag dat de rechter door hem toegestuurde processtukken niet aan het dossier heeft laten toevoegen, waardoor zij vooringenomen is en het recht op een eerlijk proces is geschaad. Ook voert verzoeker aan dat het bestuursorgaan dat optreedt als verweerder in de hoofdzaak valsheid in geschrifte heeft gepleegd en dat zijn voormalige advocaat aantoonbaar fouten heeft gemaakt.
2.3
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.
2.4
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.5
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.6
Wat verzoeker aanvoert over het bestuursorgaan in de hoofdzaak en over zijn voormalige advocaat, heeft geen betrekking op de vrees voor partijdigheid van de rechter. Dit kan dan ook geen aanleiding zijn voor een wrakingsverzoek.
2.7
Uit het procesdossier van de hoofdzaak blijkt dat diverse stukken die verzoeker via zijn voormalige advocaat aan de rechtbank heeft toegezonden daarin zijn opgenomen, en dat geen sprake is van een beslissing van de rechter om door of namens verzoeker toegezonden stukken uit het dossier te laten. De wrakingskamer wijst er ten overvloede op dat het verzoeker vrijstaat om bij de mondelinge behandeling van zijn zaak navraag te doen naar de door hem kennelijk gevreesde incompleetheid van het procesdossier.
2.8
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is van enige schijn van vooringenomenheid, dan wel van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
2.9
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl, zie rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakingsprotocol).

3.De beslissing

De wrakingskamer:
 verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
 bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak met nummer BRE 23/10459 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen op 23 november 2023 door mr. Peters, rechter en voorzitter, en mr. De Roos en mr. Breeman, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.