ECLI:NL:RBZWB:2023:8733

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
22/3339
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en de toepassing van de herleidingsmethode

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 2 juni 2022 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 4.848, welke door de rechtbank werd getoetst. De rechtbank heeft op 3 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had op 4 mei 2020 aangifte gedaan voor de registratie van een Land Rover Discovery, waarbij een taxatierapport was overgelegd. De inspecteur had een hertaxatie laten uitvoeren, waaruit bleek dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat lager was dan door belanghebbende opgegeven. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door haar gestelde schade aan de auto, en dat de inspecteur de naheffingsaanslag op basis van de beschikbare gegevens correct heeft vastgesteld.

De rechtbank wijst erop dat de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade bij belanghebbende ligt. Ondanks dat belanghebbende een taxatierapport heeft overgelegd, oordeelt de rechtbank dat de schade niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank volgt de inspecteur in zijn standpunt dat de naheffingsaanslag niet te hoog is en dat de herleidingsmethode niet van toepassing is. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft en dat belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 juni 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 4.848.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag in stand gelaten.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] namens de inspecteur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. Meer specifiek is in geschil of een bedrag aan waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen dient te worden en of de herleidingsmethode kan worden toegepast. Belanghebbende heeft haar stelling met betrekking tot de onafhankelijkheid van de hertaxateur en het zorgvuldigheidsbeginsel op zitting ingetrokken.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en niet te hoog. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 4 mei 2020 aangifte gedaan terzake van de registratie van een Land Rover Discovery 3.0 SDV6 HSE met [VIN-nummer] (de auto) naar een te betalen bedrag aan Bpm van € 3.046.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van Inovex Taxaties van 23 april 2020. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 30.818. De taxateur heeft een bedrag van € 22.077 op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 8.741.
3.2.
Op de inkoopfactuur van 4 juni 2019 van de auto staat het volgende vermeld:
“Ausstattung/Sonstiges:
Motorschaden
(…)
Besondere Vereinbarung:
Das Fahrzeug ist ein Unfallfahrzeug mit Totalschaden / wirtschaftlichen Totalschaden. Der Schadenumfang nach Zerlegung kann gröβer sein als der von auβen sichtbare Schaden. Der Verkaufer übernimmt keine Garantie for nicht sichtbare Schäden am Fahrzeug.”
3.3.
Tot de stukken van het geding behoort een factuur van Sky-Engineering aan belanghebbende met (factuur)datum 20 mei 2020 voor een bedrag van € 21.212,50 incl. BTW ten aanzien van ‘306DT motor revisie ruil motor, incl montage’.
3.4.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 14 mei 2020. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld aan de hand van een koerslijst van Xray op € 25.013. Hij heeft een schade geconstateerd van € 2.384 en daarvan 72%, te weten € 1.716, op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 23.297.
3.5.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 7.894. Met dagtekening 3 december 2021 is aan belanghebbende voor de onderhavige auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 4.848.

Motivering

4. Belanghebbende heeft zich ter zitting nader op het standpunt gesteld dat voor de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat aangesloten kan worden bij de koerslijst van Xray van de inspecteur.
Waardevermindering wegens schade
4.1.
Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handelsinkoopwaarde aannemelijk te maken. Ter onderbouwing van de schade heeft belanghebbende een taxatierapport overgelegd.
4.2.
De inspecteur heeft gesteld dat dit taxatierapport niet kan worden gebruikt omdat naar zijn mening sprake is van essentiële gebreken. Belanghebbende stelt dat ook bij essentiële gebreken een waardevermindering wegens schade dient te volgen en verwijst daarvoor naar hetgeen daarover is bepaald in het Kaderbesluit [1] en doet een beroep op het hierover gepubliceerde Kennisgroepstandpunt van de inspecteur [2] . De rechtbank volgt in dit geval de stelling van belanghebbende. Uit het standpunt van de kennisgroep volgt dat indien een aangifte Bpm, ingediend voor 26 maart 2021, nog niet onherroepelijk vaststaat ook een beroep kan worden gedaan op de inmiddels ingetrokken goedkeuring die was opgenomen in artikel 6.5 van voornoemd Besluit van de Staatssecretaris. Deze goedkeuring hield onder meer in dat bij motorrijtuigen met een essentieel gebrek niet zal worden teruggekomen op de door belastingplichtige gemaakte keuze voor de gehanteerde afschrijvingsmethodiek. Dit betekent dat belanghebbende gelet op het kennisgroepstandpunt erop mag vertrouwen dat op de in deze zaak gemaakte keuze voor het gebruik van een taxatierapport als afschrijvingsmethodiek niet wordt teruggekomen. De schade in het taxatierapport moet dan op juistheid worden beoordeeld.
4.3.
Belanghebbende stelt dat de auto motorschade had door een gebroken krukas. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft zij de inkoopfactuur en een factuur van de reparatie van de motor overgelegd. De rechtbank acht wel aannemelijk dat de krukas op enig moment was gebroken, echter uit de stukken, noch uit het verhandelde ter zitting kan de rechtbank afleiden wanneer de krukas gebroken was en wanneer deze is gerepareerd. Er zijn teveel onduidelijkheden, zoals of de motorschade welke is vermeld op de inkoopfactuur de krukas betreft of dat de krukas later is gebroken en of de schade al was hersteld voor de registratie van de auto of niet. Daarbij speelt mee dat bij de RDW een hogere kilometerstand is geconstateerd dan op de inkoopfactuur staat en de RDW geen melding heeft gemaakt van een kapotte motor. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van registratie van de auto sprake was van schade aan de motor.
4.4.
Voor zover belanghebbende stelt dat sprake is van andere schade is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat met een hoger bedrag aan waardevermindering rekening moet worden gehouden dan de inspecteur reeds heeft gedaan. Aan de hand van de foto’s kan de door belanghebbende bepleite schade niet worden vastgesteld, dan wel is sprake van normale gebruiksschade. Eventuele onduidelijkheden op de foto’s van belanghebbende of wat daarop in de visie van de taxateur zichtbaar zou moeten zijn, dienen voor haar rekening te komen.
Herleidingsmethode
4.5.
De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022. [3]
Hoogte naheffingsaanslag
4.6.
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Besluit van 27 november 2021, Wijziging van het besluit van 23 november 2015, nr. BLKB 2015/1382M, Staatscourant 2021, 43482.
2.KG:013:2022:5, Toepassing artikel 6.5 Kaderbesluit Bpm 2021.