Op 15 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, wonende te [plaats], een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend tegen de inspecteur van de Belastingdienst. Dit verzoek volgde op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vergrijpboeten die aan verzoekers waren opgelegd over de jaren 2009 en 2010. Verzoekers stelden dat zij niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken hadden ontvangen en vroegen de voorzieningenrechter om de inspecteur te verplichten hen inzage te geven in het volledige dossier, inclusief interne correspondentie en stukken van buitenlandse autoriteiten.
De voorzieningenrechter overwoog dat de inspecteur reeds inzage had gegeven in het dossier en dat er aanvullende stukken waren verstrekt na het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening. De rechter oordeelde dat verzoekers onvoldoende onderbouwd hadden aangetoond dat de inspecteur welbewust stukken achterhield. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was en wees het af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.