Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een herstelvonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000. Dit herstelvonnis volgt op een eerdere uitspraak van 6 december 2023, waarin een kennelijke misslag werd geconstateerd. In het oorspronkelijke vonnis was de bijkomende straf voor feit 3, namelijk de ontzegging van de rijbevoegdheid, niet correct weergegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontzegging voor de duur van twee maanden voorwaardelijk aan de verdachte was opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Deze misslag is gecorrigeerd in het dictum van het herstelvonnis.
De rechtbank heeft in haar beslissing bepaald dat de bijkomende straf in voorwaardelijke vorm aan de verdachte wordt opgelegd. Dit houdt in dat de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor een periode van twee maanden geldt, maar alleen ten uitvoer wordt gelegd indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De algemene voorwaarde is dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.
Dit herstelvonnis is van belang voor de verdachte, omdat het de voorwaarden van de opgelegde straf verduidelijkt en ervoor zorgt dat de juiste juridische procedures worden gevolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte door dit herstel niet in enig rechtens te respecteren belang wordt geschaad, wat de rechtszekerheid bevordert.