ECLI:NL:RBZWB:2023:8657

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
02-329820-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag met dodelijke afloop

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 juni 2022 in Tilburg een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van 92 kilometer per uur op een weg waar maximaal 50 kilometer per uur was toegestaan. Dit onvoorzichtige rijgedrag leidde tot een aanrijding met een fietser, waardoor het slachtoffer, een 25-jarige man, kwam te overlijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat in strijd is met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank achtte de schuld van de verdachte wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van twee jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de geslaagde mediation tussen de verdachte en de moeder van het slachtoffer, evenals de psychische gevolgen die de aanrijding voor de verdachte heeft gehad. De rechtbank benadrukte dat het leed dat de verdachte heeft veroorzaakt groot en onherstelbaar is, maar dat de omstandigheden van de zaak ook in het voordeel van de verdachte hebben meegewogen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-329820-22
vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. S. Arts, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is overleden dan wel dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de forensische onderzoeken van de politie blijkt dat verdachte heeft gereden met een veel te hoge snelheid, namelijk met een snelheid van 92 kilometer per uur, daar waar maximaal 50 kilometer per uur was toegestaan. Verdachte heeft [slachtoffer] die op de fiets zat aangereden. Hierdoor is [slachtoffer] komen te overlijden. Hoewel [slachtoffer] voorrang aan verdachte diende te verlenen, heeft hij niet kunnen anticiperen op het rijgedrag van verdachte. Er is sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit. Verdachte heeft één enkele verkeersovertreding begaan, namelijk het overschrijden van de maximumsnelheid. Dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Subsidiair wordt aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie dat sprake is van de lichtste schuldvariant, namelijk aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 16 juni 2022 rond 01:14 uur een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de kruising van de Ringbaan-Noord met de Waalstraat in Tilburg. Bij dit verkeersongeval waren verdachte, als bestuurder van een personenauto, en [slachtoffer] , als fietser, betrokken. De Ringbaan-Noord is een voorrangsweg. Verdachte reed op de Ringbaan-Noord en heeft [slachtoffer] , toen hij de Ringbaan-Noord vanuit de Waalstraat wilde oversteken, aangereden. Als gevolg van deze aanrijding is [slachtoffer] komen te overlijden.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte voor de aanrijding heeft gereden met een gemiddelde snelheid van minimaal 88 kilometer per uur en maximaal 95 kilometer per uur. De toegestane snelheid op de Ringbaan-Noord was 50 kilometer per uur.
Artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Schuld is hier tenlastegelegd als roekeloosheid, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag. Om te beoordelen of er sprake is van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte met een veel te hoge snelheid – bijna het dubbele van de toegestane snelheid – heeft gereden binnen de bebouwde kom. Naast dat verdachte feitelijk gezien veel te hard heeft gereden, was de door verdachte gereden snelheid gelet op de situatie ter plaatse ook niet passend om veilig aan het verkeer te kunnen deelnemen. Op het moment dat verdachte reed met een snelheid van minimaal 88 kilometer per uur, was het rond 01:14 uur in de nacht en dus donker. De Ringbaan-Noord betreft weliswaar een voorrangsweg, maar de weg bevat meerdere zijwegen en er staan bomen, planten en bebouwing naast de weg die het zicht kunnen belemmeren. Ook de splitsing waar de aanrijding heeft plaatsgevonden betrof een onoverzichtelijke splitsing. Verdachte had geen duidelijk zicht op de verkeerssituatie ter plaatse door de beplanting die zich in de directe nabijheid van de splitsing bevindt. Verdachte was, zoals hij zelf heeft verklaard, bekend met de weg en de situatie ter plaatse. Al deze omstandigheden hebben er echter niet toe geleid dat verdachte zijn snelheid heeft aangepast aan deze situatie, Hij heeft de T-splitsing met hoge snelheid genaderd, terwijl de situatie ter plaatse juist om vermindering van de snelheid vroeg.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dus schuld – in de zin van artikel 6 WVW – heeft aan het verkeersongeval waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 juni 2022 te Tilburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Ringbaan Noord , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend,
- met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur gereden (te weten ongeveer 92 km per uur) en
- onvoldoende zijn snelheid geminderd bij het naderen van de kruising met de Waalstraat ,
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) in aanrijding is gekomen met de fiets van [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] werd gedood,
zulks terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij de bij de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 100 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor een periode van één jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van artikel 6 WVW, verzoekt de verdediging de eis van de officier van justitie te volgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 16 juni 2022 als bestuurder van een auto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden. Niet alleen heeft hij op de Ringbaan-Noord in Tilburg bijna twee keer zo hard gereden dan de toegestane maximumsnelheid, maar ook heeft hij veel te hard gereden, gelet op de onoverzichtelijke verkeerssituatie ter plaatse. Door dit rijgedrag is een verkeersongeval ontstaan, waarbij [slachtoffer] , die op de fiets zat, is komen te overlijden. Het leed dat verdachte met zijn rijgedrag heeft veroorzaakt is groot, ingrijpend en onherstelbaar. [slachtoffer] is door toedoen van verdachte plotseling uit het leven weggerukt, terwijl hij als 25-jarige nog een heel leven voor zich had.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS)-oriëntatiepunten. In dit geval is sprake van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW. De verkeersfout heeft de dood tot gevolg gehad. De oriëntatiepunten geven hiervoor als uitgangspunt een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van één jaar.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat er een geslaagde mediation tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Uit de mediation-overeenkomst blijkt dat het een open en vooral begripvol gesprek is geweest. Zowel verdachte als de moeder van [slachtoffer] geven aan dat het een fijn gesprek is geweest dat heeft geholpen bij het verwerken van het verdriet. De rechtbank acht dit van belang, mede omdat verdachte op deze manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedragingen.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat het ongeval ook gevolgen voor verdachte zelf heeft gehad en dat het hem enorm heeft aangegrepen. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij door de aanrijding kampte met psychische klachten en hij hiervoor nog steeds therapie volgt. Mede door de psychische gevolgen die hij ondervond van het ongeval is zijn relatie op de klippen gelopen. Ook zal verdachte moeten leren leven met de gevolgen van zijn verkeersgedrag.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Zij zal daarom conform deze eis aan verdachte opleggen een taakstraf van 100 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor een periode van één jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. de Boer, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2023.