In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023, wordt de zaak behandeld van eiseres die in beroep is gegaan tegen de beslissing van het UWV over haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin haar arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 35,09% in de klasse 35 tot 45%. De rechtbank behandelt de procesgang, waarin het UWV eerst een primaire beslissing nam op 20 januari 2021, gevolgd door een bestreden besluit I op 23 december 2021, dat door eiseres werd aangevochten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in een aanvullend verweerschrift de mate van arbeidsongeschiktheid heeft herzien, maar dat dit niet leidde tot een wijziging van de uitkering. Eiseres heeft medische informatie ingediend ter ondersteuning van haar claim dat haar arbeidsongeschiktheid ernstiger is dan vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres adequaat zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige van het UWV de juiste functies heeft geselecteerd voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Eiseres krijgt het griffierecht vergoed en het UWV wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.