ECLI:NL:RBZWB:2023:8649

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
AWB- 22 _ 1499
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de WAO na herbeoordeling door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023, wordt de zaak behandeld van eiseres die in beroep is gegaan tegen de beslissing van het UWV over haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin haar arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 35,09% in de klasse 35 tot 45%. De rechtbank behandelt de procesgang, waarin het UWV eerst een primaire beslissing nam op 20 januari 2021, gevolgd door een bestreden besluit I op 23 december 2021, dat door eiseres werd aangevochten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in een aanvullend verweerschrift de mate van arbeidsongeschiktheid heeft herzien, maar dat dit niet leidde tot een wijziging van de uitkering. Eiseres heeft medische informatie ingediend ter ondersteuning van haar claim dat haar arbeidsongeschiktheid ernstiger is dan vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres adequaat zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige van het UWV de juiste functies heeft geselecteerd voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Eiseres krijgt het griffierecht vergoed en het UWV wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1499 WAO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Procesverloop

1.1.
In het besluit van 20 januari 2021 (primaire besluit) heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 1 februari 2021 vastgesteld in de klasse
25 tot 35% en haar uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) verlaagd.
1.2.
In het besluit van 23 december 2021 (bestreden besluit I) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit I beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam. Rechtbank Rotterdam heeft het beroep doorgestuurd aan deze rechtbank om hier te worden behandeld.
1.4.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften. In het aanvullend verweerschrift van 26 juli 2022 heeft het UWV bestreden besluit I gewijzigd in die zin dat eiseres per 1 februari 2021 35,09% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Daarmee valt zij in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Met de brief van 24 november 2022 heeft het UWV bestreden besluit I ingetrokken.
1.5.
Eiseres heeft laten weten het beroep voort te willen zetten.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de partner van eiseres,
[naam 1] . De gemachtigde van het UWV is met voorafgaand bericht niet verschenen. Ter zitting is het onderzoek geschorst om aan het UWV nadere vragen te stellen.
1.7.
Het UWV heeft daar bij brief van 22 december 2022 op gereageerd.
1.8.
De nadere behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op de zitting van
25 oktober 2023. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiseres is werkzaam geweest bij de [gemeente] in diverse functies, waaronder bedrijfsleider bedrijfsvoering, administratief medewerker en zweminstructrice voor 28,8 uur per week. Op 25 oktober 1998 is zij voor de functie zweminstructrice uitgevallen. Per einde wachttijd, 26 oktober 1999, werd eiseres 80 tot 100% arbeidsongeschikt beschouwd en is haar een WAO-uitkering toegekend. Daarna werd de arbeidsongeschiktheidsklasse een aantal keren (fictief) verlaagd in verband met feitelijke verdiensten uit werkzaamheden.
2.2.
Over de periode 1 december 2013 tot 1 mei 2014 is eiseres werkzaam geweest bij [B.V.] als accountmedewerker buitendienst voor gemiddeld 24 uur per week. Aansluitend ontving eiseres een werkloosheidsuitkering.
2.3.
Op 29 juni 2015 meldde eiseres zich ziek vanuit een situatie van werkloosheid.
2.4.
Met het besluit van 13 juli 2017 heeft het UWV de vervolguitkering van eiseres met ingang van 26 juni 2017 omgezet in een loondervingsuitkering voor de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Het UWV heeft dit besluit gebaseerd op de conclusies van [arts] van 2 juni 2017, zijn Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en de conclusies van [arbeidsdeskundige] van 12 juli 2017.
2.5.
Op 1 april 2018 is eiseres als zweminstructrice gaan werken voor 18 uur per week bij [bedrijf] . Op 29 oktober 2018 is zij uitgevallen vanwege diverse lichamelijke klachten.
2.6.
Met het besluit van 30 januari 2019 heeft het UWV aan eiseres, naar aanleiding van haar melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid op 26 januari 2019, meegedeeld dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor een verkorte wachttijd van 4 weken. Eiseres werd geadviseerd zich 4 maanden voor het einde van de wachttijd van 104 weken weer te melden.
2.7.
Met het primaire besluit van 20 januari 2021 heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 1 februari 2021 vastgesteld in de klasse
25 tot 35% en haar WAO-uitkering dienovereenkomstig verlaagd.
2.8.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bestreden besluiten
3.1.
Met bestreden besluit I heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.
3.2.
In het aanvullend verweerschrift van 26 juli 2022 heeft het UWV gesteld dat eiseres met ingang van 1 februari 2021 35,09% arbeidsongeschikt wordt beschouwd, daarmee in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45% valt en dat het bestreden besluit in die zin gewijzigd wordt.
3.3.
De rechtbank beschouwt deze mededeling als een besluit, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres, na herbeoordeling, (ongewijzigd) is vastgesteld in de klasse 35 tot 45%. De mededeling heeft namelijk het rechtsgevolg dat de arbeidsongeschiktheidsklasse wordt gewijzigd. Het beroep van eiseres is op grond van het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht tegen dit besluit. De rechtbank merkt dit besluit aan als bestreden besluit II.
3.4.
Met de brief van 24 november 2022 heeft het UWV bestreden besluit I ingetrokken. Door deze intrekking komt eiseres volgens het UWV weer in de laatstelijk, vanaf 26 juni 2017, vastgestelde arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%.
3.5.
Het UWV heeft alleen bestreden besluit I ingetrokken en niet bestreden besluit II. Ook heeft hij het primaire besluit van 20 januari 2021 niet ingetrokken. De rechtbank beschouwt bestreden besluit II daarom als besluit op het bezwaar tegen het primaire besluit.
Beroep
4.1.
Eiseres stelt dat zij een verzoek om herbeoordeling heeft gedaan omdat zij toegenomen arbeidsongeschikt is, meer dan de klasse 35 tot 45%.
4.2.
Eiseres kan zich niet verenigen met het standpunt van de verzekeringsartsen dat haar klachten niet verklaard kunnen worden uit de medische aandoening. Eiseres heeft al jaren last van ernstige lage rugklachten en forse artrose die alleen maar zullen toenemen. Dit blijkt uit de medische rapportages van de orthopeed en de reumatoloog.
4.3.
Eiseres stelt dat langdurig achtereen zitten zonder vertreden voor haar niet mogelijk is. De verzekeringsartsen hebben geen beperking aangenomen op het item zitten, behalve een lichte beperking op zitten tijdens het werk. Eiseres moet echter van houding kunnen wisselen om het zitten gedurende een werkdag vol te kunnen houden. De verzekeringsartsen hebben ook aangegeven dat lopen en staan regelmatig afgewisseld moeten worden met zitten maar dat niet in de FML opgenomen. Volgens eiseres dient de afwisseling in zitten, staan en lopen aan de FML te worden toegevoegd.
4.4.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in beroep medische informatie overgelegd van de orthopedisch chirurg uit 1999, 2018 en 2000, van de huisarts uit 2015, van de reumatoloog uit 2015 en 2019, van het Spine & Joint Centre uit 2000 en van het Maasstadziekenhuis uit 2017.
4.5.
Eiseres stelt voorts dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op de arbeidskundige bezwaargronden. Ook blijkt niet dat de bezwaargronden aan de arbeidsdeskundige b&b zijn voorgelegd. Het bestreden besluit is volgens eiseres dan ook onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
4.6.
Verder stelt eiseres dat er rekening moet worden gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden en daarom met het uurloon van de functie buitendienst accountmanager en niet met het uurloon van zweminstructrice. Eiseres heeft in 2008 het diploma Middle Manager A behaald en in 2010/2011 het diploma Sociale Hygiëne en Hccp. Dit betreft een opleiding van enige duur en zwaarte. Daarnaast is het uurloon in de functie buitendienst accountmanager hoger dan in de oude functie. Ten onrechte is geen uurloonvergelijking gemaakt maar is uitgegaan van het weekloon. Gelet op het voorgaande is voldaan aan de voorwaarden van een maatmanwissel.
4.7.
Overigens is het uurloon van zweminstructrice volgens eiseres niet juist geïndexeerd. Het uurloon had, op grond van artikel 8, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (SB), uiterlijk ten tijde van de datum van het arbeidskundig onderzoek geïndexeerd moeten worden.
4.8.
Met betrekking tot de geduide functies stelt eiseres dat die niet geschikt zijn vanwege de daarin gestelde ervarings- en opleidingseisen, het gebruik van toetsenbord en muis en het zitten. Daarnaast is niet gebleken dat de arbeidsdeskundigen onderzoek hebben gedaan naar de aanwezigheid van een toilet in de directe omgeving van de werkplek noch naar de noodzakelijke voorwaarde dat het werk op elk gewenst moment moet kunnen worden onderbroken. Zeker in functies waarbij klanten te woord gestaan moeten worden of er geen vervangende medewerker beschikbaar is, kan het werk niet op elk gewenst moment onderbroken worden.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
6.1.
Bestreden besluit I is ingetrokken en vervangen door bestreden besluit II. Daardoor heeft eiseres geen belang meer bij beoordeling van bestreden besluit I. De rechtbank zal het beroep tegen bestreden besluit I daarom niet-ontvankelijk verklaren.
6.2.
Aan bestreden besluit II heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
1 februari 2021 voor 35,09% arbeidsongeschikt is en in de arbeidsongeschiktheidsklasse
35 tot 45% valt.
6.3.
De vraag die beantwoord moet worden is of het UWV terecht de WAO-uitkering van eiseres met ingang van datum in geding 1 februari 2021 (ongewijzigd) heeft vastgesteld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%.
6.4.
Het UWV heeft dit besluit gebaseerd op de rapportages van [verzekeringsarts] van 8 januari 2021, de door hem opgestelde FML van dezelfde datum, van [verzekeringsarts b&b] van 6 december 2021, van [arbeidsdeskundige] van 15 juli 2021 en van [arbeidsdeskundige b&b] van 5 juli 2022.
Medische beoordeling
6.4.1.
De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres heeft aangegeven dat er sinds de laatste beoordeling sprake is van een nieuwe aandoening, weke delenreuma door hypermobiliteit. Uit de informatie van de reumatoloog en de revalidatiearts blijkt dat deze diagnose al in 2016 is gesteld. Dit wordt ook benoemd in het rapport van collega [naam 2] van juli 2016. Bij de beoordeling in 2016 en 2017 is rekening gehouden met de beperkingen die voortvloeien uit deze ziektebeelden. Ook met de klachten als gevolg van prolaps is in het verleden al rekening gehouden met de opmerking dat een toilet in de buurt moet zijn. Dat blijkt echter niet uit de eerder opgestelde FML zodat de verzekeringsarts dit alsnog toevoegt. De verzekeringsarts maakt uit de stukken op dat de CMC-1 artrose rechts wel een nieuwe aandoening is die tot aanvullende beperkingen in de belastbaarheid leidt. De verzekeringsarts acht het aannemelijk dat het maken van grote grijp- of grijpkrachten met de rechterhand beperkt zijn, evenals het langdurig achtereen maken van repetitieve bewegingen. Verder is er sprake van artrose in de LWK waardoor eiseres forse pijnklachten in de rug ervaart en gebruik maakt van een rolstoel. Eiseres claimt dat zij maar beperkt kan zitten. Alhoewel de verzekeringsarts het plausibel vindt dat eiseres een zittende houding als pijnlijk ervaart, kunnen de door haar geclaimde klachten niet geheel verklaard worden uit de medische aandoeningen. De verzekeringsarts neemt hierbij in overweging dat eiseres fors invaliderende pijnklachten ervaart maar nauwelijks pijnmedicatie gebruikt. Enige beperking op de items staan en lopen acht de verzekeringsarts wel van toepassing, maar verder zijn er in 2017 al aanzienlijke beperkingen aangenomen ten aanzien van de fysieke belasting waardoor verdergaande beperkingen niet van toepassing worden geacht. De verzekeringsarts ziet geen medische indicatie om een urenbeperking aan te nemen. De energiehuishouding van eiseres is niet verstoord, er is geen structureel verminderde beschikbaarheid in verband met behandeling en ook vanuit preventief oogpunt is er geen noodzaak daarvoor. De verzekeringsarts ziet aanleiding om de in 2017 vastgestelde belastbaarheid aan te passen: eiseres moet het werk op elk gewenst moment kunnen onderbreken voor toiletbezoek welk in de (directe/ gebruikelijke) omgeving van de werkplek moet zijn. Eiseres is aangewezen op werk waarbij zij niet lang hoeft te lopen of staan en waarbij dit regelmatig afgewisseld kan worden met zitten. Zij is beperkt op werk waarbij zij zwaar moet tillen, dragen, trekken of duwen.
De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in de FML van 8 januari 2021.
6.4.2.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres telefonisch gehoord, dossieronderzoek verricht en informatie die in bezwaar is overgelegd in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiseres al langere tijd bekend is met gezondheidsklachten zoals de primaire verzekeringsarts ook heeft beschreven. De informatie van de behandeld sector bevestigt deze problematiek. In de FML van 8 januari 2021 zijn aanzienlijke beperkingen aangegeven. Deze beperkingen sluiten volgens de verzekeringsarts b&b aan bij de bevindingen bij onderzoek. Met betrekking tot de FML van de bedrijfsarts van 15 januari 2020, waarnaar eiseres heeft verwezen, stelt de verzekeringsarts b&b dat het onderzoek van de bedrijfsarts een ander doel heeft – namelijk het in kaart brengen van de re-integratiemogelijkheden – dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA. De verzekeringsarts is niet gehouden tot een bijzondere motivering in het geval zijn vastlegging van de beperkingen van een betrokkene een andere is dan die van de bedrijfsarts.
6.4.3.
In beroep heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de beroepsgronden. De verzekeringsarts b&b stelt dat de mate van klachten van eiseres niet geheel verklaard kan worden uit de bevindingen bij het onderzoek door de primaire verzekeringsarts en de aanwezige gegevens. Dat betekent niet dat er geen rekening is gehouden met de aandoeningen. In de FML zijn immers aanzienlijke beperkingen aangegeven. Bij lichamelijk onderzoek zijn er geen aanwijzingen voor meer beperkingen op het item zitten. Tot slot stelt de verzekeringsarts b&b met de beperkingen op lopen en staan wordt onderkend dat die activiteiten regelmatig afgewisseld moeten worden met zitten.
De verzekeringsarts b&b heeft voorts gereageerd op de door eiseres overgelegde medische informatie. De verzekeringsarts b&b stelt dat deze informatie dateert van ruim voor datum in geding. Uit deze stukken blijken rugklachten, hypermobiliteit, fibromyalgie en (multidisciplinaire) behandelingen die eiseres gevolgd heeft. Dat er sprake was van rugklachten, fibromyalgie en hypermobiliteit was reeds bekend. Omdat uit de ingebrachte medische stukken volgens de verzekeringsarts b&b geen nieuwe medische inzichten blijken op de datum in geding ziet hij geen reden om het standpunt te wijzigen.
6.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig geweest. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de klachten van eiseres, waaronder de lage rugklachten, fibromyalgie, hypermobiliteit en artrose. De verzekeringsartsen hebben naar die klachten onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien, haar lichamelijk onderzocht en dossieronderzoek verricht. Daarbij heeft hij medische informatie (van de behandelaars van eiseres) betrokken. Ook de verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en hetgeen in bezwaar door eiseres is aangevoerd en aan informatie is overgelegd, betrokken en beoordeeld. Daarnaast heeft hij eiseres telefonisch gehoord. Daarmee is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht.
6.6.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen aangenomen en verwijst ter onderbouwing onder meer naar medische informatie van de orthopeed en reumatoloog. Daarnaast dient de afwisseling in zitten, staan en lopen volgens eiseres aan de FML te worden toegevoegd.
6.7.
De verzekeringsarts b&b heeft op de door eiseres overgelegde informatie in beroep gereageerd. De verzekeringsarts b&b stelt dat deze informatie van ruim voor datum in geding, 1 februari 2021, dateert en dat hetgeen daarin is vermeld reeds bekend was. Daarnaast stelt de verzekeringsarts b&b dat met de beperkingen op lopen en staan wordt onderkend dat die activiteiten regelmatig afgewisseld moeten worden met zitten.
6.8.
De rechtbank acht deze reactie afdoende. De rechtbank betrekt daarbij dat in de FML lopen beperkt is tot een kwartier achtereen en ongeveer 1 uur. Dat geldt ook voor staan. Dat betekent dat eiseres over een hele werkdag maximaal 1 uur kan lopen en maximaal 1 uur kan staan, in totaal 2 uur. Dit betekent ook dat eiseres de rest van de tijd (6 uur) zou moeten zitten. Dit valt binnen de belastbaarheid van de FML. Zitten is daarin namelijk beperkt tot niet meer dan 8 uur. In het dossier bevindt zich geen medische informatie waaruit blijkt dat eiseres dat niet zou kunnen.
6.9.
Eiseres stelt voorts toegenomen arbeidsongeschikt te zijn.
6.10.
De rechtbank leidt uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts af dat hij heeft aangenomen dat eiseres meer beperkingen heeft. Hij vermeldt namelijk dat de CMC-1 artrose rechts een nieuwe aandoening is die tot aanvullende beperkingen in de belastbaarheid leidt. Verder vindt de verzekeringsarts enige extra beperkingen op de items staan en lopen van toepassing. In de FML van 8 januari 2021 heeft de verzekeringsarts ook extra beperkingen aangenomen ten opzichte van de FML 12 juli 2017 op de items: toiletbezoek (item 1.8.7), trillingsbelasting (item 3.7), hand- en grijpkracht (item 4.3.6), lopen (item 4.16) en staan en staan tijdens het werk (items 5.3 en 5.4).
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee rekening gehouden met een toename van de klachten en beperkingen van eiseres.
6.11.
Gezien het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de beperkingen van eiseres in de FML van 8 januari 2021 zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Arbeidsdeskundige beoordeling
6.12.1.
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft met inachtneming van de FML van
8 januari 2021 de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: schadecorrespondent (Sbc-code 516080), transportplanner (Sbc-code 484010) en receptionist (Sbc-code 315150). Verder zijn volgens de arbeidsdeskundige de functies: archiefmedewerker (Sbc-code 553020) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100) geschikt.
Volgens de arbeidsdeskundige dient de functie van zweminstructrice voor 28,8 uur per week als maatmanfunctie te worden aangemerkt omdat dit de functie was die eiseres laatstelijk uitoefende en waarin zij adequaat functioneerde. De arbeidsdeskundige heeft het uurloon per datum herbeoordeling in juli 2017 geïndexeerd naar de datum van herbeoordeling op
25 oktober 2020. De arbeidsdeskundige concludeert dat eiseres 25,67% arbeidsongeschikt is. Daarmee valt eiseres in de arbeidsongeschiktheidsklasse 25 tot 35%.
6.12.2.
In beroep heeft de arbeidsdeskundige b&b gereageerd op de beroepsgronden. Hij stelt dat de functies schadecorrespondent (Sbc-code 516080) en transportplanner (Sbc-code 484010) niet geschikt zijn voor eiseres vanwege het gebruik van toetsenbord en muis. De arbeidsdeskundige b&b ziet geen reden om de functie receptionist (Sbc-code 315150) of de functies archiefmedewerker (Sbc-code 553020) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100) niet geschikt te achten.
De arbeidsdeskundige b&b duidt de volgende functies: receptionist (Sbc-code 315120), archiefmedewerker (Sbc-code 553020) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100). Deze functies zijn medisch gezien geschikt voor eiseres.
De arbeidsdeskundige b&b stelt dat in de FML noch in de rapportage van de verzekeringsarts is aangegeven dat zitten onderbroken moet worden met vertreedmomenten. Overigens is vertreden altijd mogelijk in een functie zoals receptionist waarbij er geen sprake is van een gedwongen zithouding.
De verzekeringsarts heeft aangegeven dat het werk op elk gewenst moment onderbroken moet kunnen worden voor toiletbezoek, waarbij het toilet in de directe/gebruikelijke omgeving van de werkplek moet zijn. In een kantoorsituatie is er op basis van de Arbowetgeving volgens de arbeidsdeskundige b&b een toilet in de directe gebruikelijke omgeving aanwezig. Als dat niet zo is dan kan van de werkgever worden verlangd om een toiletvoorziening in de directe/gebruikelijke omgeving aan te brengen. In de functie receptionist kan het werk op elk gewenst moment onderbroken worden waarbij een collega het overneemt. Ook in het filiaal waar de medewerker alleen achter de balie zit kan het werk op elk gewenst moment worden onderbroken voor toiletbezoek. Dit dient de medewerker wel bij de centrale balie te melden zodat deze de bezoekers laat wachten totdat zij weer terug is.
De arbeidsdeskundige b&b stelt de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vast op 35,09% en in arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%.
6.13.
Eiseres stelt dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op de arbeidskundige bezwaargronden. Ook blijkt niet dat de bezwaargronden aan de arbeidsdeskundige b&b zijn voorgelegd. Het bestreden besluit is volgens eiseres dan ook onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
6.14.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat eiseres in bezwaar geen arbeidskundige grieven heeft ingediend. Zij acht het dan ook niet onzorgvuldig dat in bezwaar een arbeidskundige beoordeling door een arbeidsdeskundige b&b achterwege is gebleven.
6.15.
Eiseres stelt voorts dat een maatmanwissel aan de orde is. Er moet volgens haar rekening worden gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden en daarom met het hogere uurloon van de functie buitendienst accountmanager en niet met het lagere uurloon van zweminstructrice.
6.16.
Op grond van artikel 21, derde lid, van de WAO wordt bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, zoveel doenlijk, rekening gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] geldt als hoofdregel dat voor de vaststelling van de maatman bepalend is de arbeid die de betrokkene laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht. Op deze hoofdregel wordt volgens eveneens vaste rechtspraak een uitzondering gemaakt als de (omvang van de) laatstelijk verrichte arbeid of het daarmee verdiende loon geen juiste maatstaf oplevert bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Een maatmanwisseling kan aan de orde zijn wegens verkregen nieuwe bekwaamheden. Daarvoor is vereist dat sprake is van nieuwe bekwaamheden die zijn verworven door het met succes volgen van een opleiding van enige duur en zwaarte. Het enkel verwerven van competenties is niet voldoende. Een wijziging van de maatman wegens verkregen nieuwe bekwaamheden is echter pas aan de orde indien het loon in de met de verkregen nieuwe bekwaamheden uit te oefenen functie op eenzelfde of hoger niveau ligt dan het loon in het vroeger uitgeoefende beroep. Het gaat daarbij niet om een uurloonvergelijking. [2]
6.17.
De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 12 juli 2017 aangegeven dat een maatmanwissel niet aan de orde is omdat de functie van accountmanager geen hoger loon of grotere omvang van de werkweek kent dan de functie zweminstructrice. De arbeidsdeskundige b&b heeft dat in beroep herhaald: Omdat het loon op weekbasis van de functie zweminstructrice hoger is dan het loon als accountmanager is er geen sprake van een maatmanwissel.
6.18.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arbeidsdeskundigen, gelet op voormelde uitspraak van de CRvB, niet het uurloon in deze functies hoeven vergelijken maar hebben zij het weekloon als basis kunnen nemen. Omdat dat loon van zweminstructrice hoger is dan dat van accountmanager hebben de arbeidsdeskundigen terecht geen maatmanwissel aangenomen.
6.19.
Volgens eiseres is het uurloon van zweminstructrice niet juist geïndexeerd. Het uurloon had, op grond van artikel 8, eerste lid, van het SB, uiterlijk ten tijde van de datum van het arbeidskundig onderzoek geïndexeerd moeten worden.
6.20.
De arbeidsdeskundige b&b heeft gesteld dat het onderzoek heeft plaatsgevonden per 25 oktober 2020, de herzieningsdatum in verband met het bereiken van de einde wachttijd voor de WAO. Dit is volgens de arbeidsdeskundige b&b dan ook de datum waarop het maatmanloon moet worden vastgesteld.
6.21.
In artikel 8, tweede lid, van het SB is bepaald dat bij een herziening van de uitkering geen rekening gehouden wordt met na de eerste vaststelling opgetreden wijzigingen in het maatmaninkomen, met dien verstande dat bij de hernieuwde vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid het maatmaninkomen wordt aangepast aan de eerst gepubliceerde cijfers van de index van de cao-lonen per uur, zoals dit
uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundig onderzoekdoor het CBS wordt gepubliceerd.
6.22.
De rechtbank leidt hieruit af dat het eerder vastgestelde maatmaninkomen dient te worden geïndexeerd naar de datum waarop het arbeidsdeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit was op 15 januari 2021.
Anders dan het UWV ter zitting heeft gesteld blijkt uit de website van het CBS dat de indexcijfers maandcijfers betreffen die binnen één week na de desbetreffende kalendermaand worden gepubliceerd. De arbeidsdeskundigen hadden derhalve de indexcijfers over januari 2021 moeten gebruiken. Door dat na te laten is bestreden besluit II op dat punt niet juist. De rechtbank ziet daarin aanleiding het beroep gegrond te verklaren en bestreden besluit II in zoverre te vernietigen.
De rechtbank ziet echter voorts aanleiding de rechtsgevolgen van dit vernietigde deel van bestreden besluit II in stand te laten. Juiste indexering van de maatman van eiseres heeft namelijk geen gevolgen voor haar arbeidsongeschiktheidsklasse of haar WAO-uitkering.
6.23.
Op de zitting heeft eiseres een aantal arbeidskundige gronden ingetrokken, met uitzondering van die met betrekking tot de functie receptionist (Sbc-code 315120). In deze functie wordt niet of nauwelijks gestaan of gelopen, waardoor deze functie volgens eiseres ongeschikt is. Daarnaast kan het in deze functie voorkomen dat alleen in een filiaal wordt gewerkt. Het is dan niet mogelijk om op ieder moment de werkzaamheden te onderbreken voor toiletbezoek. De arbeidsdeskundigen hebben volgens eiseres onvoldoende onderbouwd dat dat mogelijk is; daarnaar is onvoldoende onderzoek verricht.
6.24.
De arbeidsdeskundige b&b heeft over zitten, staan en lopen in de functie receptionist aangegeven dat die belasting binnen de belastbaarheid van de FML blijft. Noch in de FML noch in de rapportage van de verzekeringsarts wordt aangegeven dat het zitten onderbroken moet worden met vertreedmomenten. Overigens is vertreden altijd mogelijk bij een dergelijke functie waarbij er geen sprake is van een gedwongen werkhouding.
De rechtbank acht deze toelichting afdoende.
6.25.
Met betrekking tot het toiletgebruik in de functie receptionist heeft de arbeidsdeskundige b&b gesteld dat ook in het filiaal waar de medewerker alleen achter de balie zit het werk op elk gewenst moment onderbroken kan worden voor toiletbezoek. Dit dient de medewerker wel bij de centrale balie te melden zodat deze de bezoekers kan laten wachten totdat hij terug is.
6.26.
Ook deze toelichting acht de rechtbank afdoende. Zij betrekt daarbij dat in de functieomschrijving is aangegeven dat de receptionist door de centrale receptie doorverwezen bezoekers ontvangt. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de receptionist de centrale balie kan verzoeken even geen bezoekers door te verwijzen en deze te laten wachten.

Conclusie

7.1.
Het beroep tegen bestreden besluit I is niet-ontvankelijk en tegen bestreden
besluit II gegrond. De rechtbank vernietigt bestreden besluit II voor zover het de indexering van de maatman betreft. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van bestreden besluit II voor zover dat wordt vernietigd in stand laten. Dit betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft.
7.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
7.3.
De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het UWV wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit II gegrond voor zover het de indexering van de maatman betreft;
  • vernietigt bestreden besluit II in zoverre;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van bestreden
besluit II in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 6 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: Wettelijk kader

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Artikel 18
Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Artikel 21
3. Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt, zoveel doenlijk, rekening gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 8
1. Bij de vaststelling van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 6, eerste en derde lid, artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW en artikel 1 van de Wet WIA, worden het inkomen, de inkomsten uit arbeid en de verdiensten, bedoeld artikel 7, eerste lid, die bij toepassing van artikel 7a in aanmerking worden genomen, vanaf het begin van het eerste in aanmerking genomen aangiftetijdvak aangepast aan de eerst-gepubliceerde cijfers van de index van de CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, zoals die uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 5, door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd.
2. Nadat een eerste beoordeling in verband met de vaststelling, bedoeld in artikel 5, heeft plaatsgevonden, wordt bij een hernieuwde vaststelling, een heropening, een herleving of een herziening van de uitkering geen rekening gehouden met na die eerste beoordeling opgetreden wijzigingen in het maatmaninkomen, met dien verstande dat bij de hernieuwde vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid het maatmaninkomen wordt aangepast aan de eerst-gepubliceerde cijfers van de index van de CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, zoals dit uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundig onderzoek door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van 23 mei 2019 (ECLI:NL:CRVB: 2019:1696)
2.zie de uitspraak van de CRvB van 15 mei 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:1727)