In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om hun woning te sluiten voor een periode van zes maanden. Dit besluit is genomen op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat in de woning harddrugs en voorwerpen die bestemd zijn voor de bewerking van harddrugs zijn aangetroffen. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de sluiting wordt opgeschort totdat het besluit onherroepelijk is of op het bezwaarschrift is beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 30 november 2023.
De burgemeester heeft de sluiting van de woning gerechtvaardigd door te stellen dat er harddrugs zijn aangetroffen, waaronder amfetamine in verschillende vormen, en dat er voorwerpen aanwezig waren die wijzen op drugshandel. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen harddrugs en de omstandigheden. De voorzieningenrechter heeft ook de evenredigheid van de maatregel beoordeeld, waarbij de belangen van de verzoekers zijn afgewogen tegen de noodzaak om op te treden tegen drugshandel.
De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester de sluiting van de woning op een juiste manier heeft gemotiveerd en dat de belangen van de verzoekers niet zwaarder wegen dan de noodzaak om de woning te sluiten. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de begunstigingstermijn voor de sluiting wordt verlengd tot vijf dagen na de uitspraak.