In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd met ingang van 6 juli 2020, waarbij het UWV haar arbeidsongeschiktheid op 45,60% had vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, wat door het UWV ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Het UWV heeft gereageerd met een verweerschrift en de rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven aanvullende medische informatie in te dienen.
Eiseres heeft een medische verklaring overgelegd van neurochirurg prof. dr. [naam 2], waarin een extraforaminale discushernia werd vastgesteld. De verzekeringsarts van het UWV heeft echter geconcludeerd dat deze hernia pas na de datum van 6 juli 2020 is ontstaan en dat de eerder vastgestelde beperkingen van eiseres correct waren. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen als voldoende zorgvuldig beoordeeld en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid.
De rechtbank heeft ook de arbeidsdeskundige beoordeling van het UWV bekeken en vastgesteld dat de functies die aan de berekening van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag lagen, geschikt waren. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om de geschiktheid van deze functies in twijfel te trekken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de mate van arbeidsongeschiktheid op 45,60% vast te stellen, juist was. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.