ECLI:NL:RBZWB:2023:8592

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
AWB- 21_1201
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de arbeidsongeschiktheid van eiseres

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd met ingang van 6 juli 2020, waarbij het UWV haar arbeidsongeschiktheid op 45,60% had vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, wat door het UWV ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Het UWV heeft gereageerd met een verweerschrift en de rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven aanvullende medische informatie in te dienen.

Eiseres heeft een medische verklaring overgelegd van neurochirurg prof. dr. [naam 2], waarin een extraforaminale discushernia werd vastgesteld. De verzekeringsarts van het UWV heeft echter geconcludeerd dat deze hernia pas na de datum van 6 juli 2020 is ontstaan en dat de eerder vastgestelde beperkingen van eiseres correct waren. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen als voldoende zorgvuldig beoordeeld en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid.

De rechtbank heeft ook de arbeidsdeskundige beoordeling van het UWV bekeken en vastgesteld dat de functies die aan de berekening van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag lagen, geschikt waren. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om de geschiktheid van deze functies in twijfel te trekken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de mate van arbeidsongeschiktheid op 45,60% vast te stellen, juist was. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1201 WIA

uitspraak van 27 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft met het besluit van 23 juni 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 6 juli 2020 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,60%. Met het bestreden besluit van 23 februari 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.1
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Op 13 januari 2022 heeft eiseres een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig expertiserapport van 9 juni 2021 ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2022 op zitting behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met haar [ echtgenoot van eiseres] en de gemachtigde. Namens het UWV is [naam 1] verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen een medische verklaring in te dienen.
1.2
Op 1 maart 2022 heeft eiseres een medische verklaring overgelegd van neurochirurg prof. dr. [naam 2] . Op 14 juli 2022 heeft het UWV hierop gereageerd.
Op 13 februari 2023 heeft eiseres een aanvullend beroepschrift ingediend. Op 20 maart 2023 heeft het UWV hierop gereageerd.
Daarna is het beroep op verzoek van eiseres nader behandeld op de zitting van 13 november 2023. Hieraan hebben eiseres, haar echtgenoot en de gemachtigde deelgenomen. Het UWV heeft zich afgemeld voor de zitting.

Overwegingen

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 6 juli 2020 voor 45,60% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Eiseres is werkzaam geweest als medewerker algemene schoonmaak voor 25 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege pijnklachten uitstralend in het rechterbeen.

Zijn de medische beperkingen juist vastgesteld?

Het standpunt van het UWV
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts [naam 3] heeft de medische informatie van de bedrijfsarts gelezen en eiseres gesproken tijdens een telefonisch spreekuur op 27 mei 2020. Vervolgens heeft de verzekeringsarts eiseres op een fysiek spreekuur van 11 juni 2020 gesproken en lichamelijk onderzocht.
De verzekeringsarts stelt vast dat er sprake is van chronische pijnproblematiek bij onder andere klachten in de linker lies en de rechter heup met uitstraling naar de benen. Daarnaast is er sprake van artrose van de wervelkolom en een bewegingsbeperking van de rechterduim. Eiseres is aangewezen op fysiek minder belastende activiteiten waarbij zij regelmatig van houding kan wisselen. Daarnaast is er op energetische gronden een beperking in de duurbelasting tot 4 uur per dag en 20 uur per week.
Eiseres voldoet niet aan één van de criteria voor Geen Benutbare Mogelijkheden (GBM) zoals beschreven in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. [1]
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 juni 2020.
5.2
Verzekeringsarts b&b [naam 4] heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting van
24 december 2020 en het tijdsverloop gelezen dat eiseres had gemaakt van haar medische voorgeschiedenis. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat hij geen aanleiding ziet om aanvullende medische informatie op te vragen, gezien het lichamelijk onderzoek dat de verzekeringsarts heeft verricht, de informatie van de bedrijfsarts en de mededelingen die eiseres zelf heeft gedaan over de behandelingen die zij gehad heeft en haar dagverhaal.
De verzekeringsarts b&b ziet geen reden om meer beperkingen aan te nemen dan de verzekeringsarts heeft gedaan. Het dagverhaal laat geen extra rustmomenten zien en is normaal gevuld.
5.3
Eiseres heeft in beroep een medische verklaring overgelegd van neurochirurg [naam 2] van 16 februari 2022 waarin hij verklaart dat op een MRI-scan van 6 september 2021 een extraforaminale discushernia L4/L5 is te zien. De neurochirurg heeft eiseres vervolgens op 8 februari 2022 geopereerd om de beknelling van haar zenuwen te verhelpen.
De verzekeringsarts b&b heeft hierop gereageerd. Hij wijst er op dat in 2016 een MRI is gemaakt en dat er toen geen hernia was te zien. De verzekeringsarts heeft op11 juni 2020 tijdens het lichamelijk onderzoek een negatieve Lasègue gevonden, wat een test is om wortelprikkeling (en daarmee een mogelijke hernia) aan te tonen. Tijdens het gesprek met de verzekeringsarts vertelde eiseres dat bij een recente MRI onder aan de rug wat slijtage (artrose) was te zien. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat de discushernia is ontstaan ná 6 juli 2020, de datum die in deze procedure aan de orde is. Deze medische informatie vormt daarom geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen voor de datum 6 juli 2020, aldus de verzekeringsarts b&b.
De beroepsgronden van eiseres
6. Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat
de verzekeringsarts b&b niet zorgvuldig heeft gehandeld, omdat hij uitsluitend is afgegaan op het oordeel van de verzekeringsarts. Ten onrechte is er geen informatie gevraagd bij de huisarts, de chirurg, de neuroloog of de arts van de pijnpoli. Eiseres wijst er op dat het Centraal Tuchtcollege op 23 november 2022 aan de door haar ingeschakelde verzekeringsarts de maatregel van waarschuwing heeft opgelegd, omdat hij geen medische informatie had opgevraagd over de behandelingen die eiseres in 2019 en 2020 heeft ondergaan. De verzekeringsarts b&b heeft deze informatie ook niet opgevraagd. Zijn onderzoek moet daarom ook onzorgvuldig worden geacht. Volgens eiseres is het met haar klachten niet mogelijk om te werken en zeker geen 4 uur per dag en 20 uur per week. De geduide functies zijn voor haar niet uitvoerbaar.
De beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rapporten van de verzekeringsartsen bevatten geen tegenstrijdigheden en zijn begrijpelijk.
7.1
Uit de rapporten blijkt dat de verzekeringsartsen uitgebreid met eiseres haar ziektegeschiedenis (anamnese) en haar dagverhaal hebben doorgenomen. De verzekeringsarts b&b heeft daarnaast ook kennis genomen van de tijdslijn die eiseres zelf op schrift heeft gesteld over haar ziektegeschiedenis. Uit de rapporten blijkt dat de verzekeringsartsen op de hoogte zijn van de door eiseres ervaren klachten en belemmeringen, de behandelingen die zij daarvoor heeft ondergaan en de resultaten van die behandelingen.
De verzekeringsarts heeft eiseres daarnaast lichamelijk onderzocht aan de nek, schouders, handen, rug, rompstabiliteit en heupen. De verzekeringsarts beschrijft dat eiseres zonder zichtbare moeite gaat zitten, blijft zitten en weer opstaat uit de stoel, in de spreekkamer loopt zonder rollator en tijdens het onderzoek aan schouders en handen op haar benen staat. Het onderzoek aan de nek, schouders, rug en handen levert geen bewegingsbeperkingen op. Eiseres kan alleen haar rechterduim niet bewegen. De rompstabiliteit is wel gestoord en het bewegen van de heup links is beperkt, waarbij eiseres pijn aangeeft.
In het dagverhaal tekent de verzekeringsarts b&b op dat eiseres de dag voor de hoorzitting bijvoorbeeld 2 toiletten heeft schoongemaakt, zittend heeft gestreken en gekookt en wat andijvie uit de moestuin heeft gehaald. Eiseres fietst regelmatig een half uur op de hometrainer of ongeveer 20 kilometer buiten met een elektrische driewieler. Een keer per week rijdt zij met de auto naar Tilburg en boodschappen doet zij samen met haar man. Buitenshuis loopt zij met een rollator.
Vanwege de chronische pijnproblematiek, de artrose van de wervelkolom en de bewegingsbeperking van haar duim hebben de verzekeringsartsen beperkingen aangenomen voor tillen, dragen, duwen en trekken, frequent buigen, traplopen, geknield en gehurkt actief zijn, schroefbewegingen en frequent of repeterend handgebruik. Op energetische gronden is daarnaast een urenbeperking vastgelegd tot 4 uur per dag en 20 uur per week. De verzekeringsartsen concluderen dat er geen medisch objectiveerbare grondslag is voor andere of meer beperkingen.
7.2
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze medische beoordeling. De rapporten van de verzekeringsartsen zijn uitgebreid, begrijpelijk en concludent. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] , de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, dat een verzekeringsarts in beginsel mag afgaan op zijn eigen oordeel over de belastbaarheid.
De medische informatie van de neurochirurg die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De verzekeringsarts b&b heeft overtuigend uitgelegd dat die medische informatie geen betrekking heeft op de datum in geding (6 juli 2020).
Voor zover eiseres zich nog wenst te beroepen op het rapport van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts, overweegt de rechtbank dat deze arts het eens is met de aangenomen beperkingen. Hij stelt slechts één extra beperking voor uit het oogpunt van preventie, te weten een regelmatig werkrooster (rubriek 6.4.1). Het UWV heeft hierover aangegeven dat deze beperking niet nodig is naast de aangenomen urenbeperking en de beperking dat niet gewerkt kan worden in de avonduren. De rechtbank vindt dat de noodzaak voor deze ‘preventief’ voorgestelde beperking daarmee voldoende is weerlegd.
7.3
De rechtbank heeft daarnaast geen reden om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat er voldoende informatie beschikbaar was uit het lichamelijk onderzoek, de anamnese en het dagverhaal voor een zorgvuldige verzekeringsgeneeskundige beoordeling van de belastbaarheid van eiseres per datum in geding (6 juli 2020). Dat geen nadere informatie is opgevraagd bij de behandelaars van eiseres maakt daarom niet dat het onderzoek onzorgvuldig is.
Eiseres heeft immers niet gesteld of onderbouwd dat de verzekeringsartsen haar eigen mededelingen over (de resultaten van) de meest recente medische behandelingen en onderzoeken, onjuist of onvolledig hebben weergegeven.
Uit het dossier blijkt verder niet dat rond de datum in geding (6 juli 2020) sprake was van een behandeling of het inzetten van een behandeling die een beduidend effect zou kunnen hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid.
Ook de beslissing van het Centraal Tuchtcollege brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie. De beslissing om aan de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts een waarschuwing op te leggen, berust ten eerste niet uitsluitend op het niet opvragen van informatie bij de behandelend sector, maar op een drietal onzorgvuldigheden, namelijk
(1) het niet opvragen van de medische informatie uit 2019 en 2020, (2) de ongefundeerde suggestie dat psychosociale problematiek mogelijk een rol speelt bij het klachtenpatroon van eiseres en (3) de ongefundeerde opmerking dat de huisarts misschien bewust informatie hierover zou hebben weggelaten in het journaal.
Een essentieel verschil is verder dat de verzekeringsarts zelf onderzoek heeft gedaan naar de lichamelijke beperkingen van eiseres. De resultaten van dat lichamelijk onderzoek waren consistent met de gegevens uit de anamnese en het dagverhaal van eiseres. En zoals hiervoor al aangegeven: een verzekeringsarts van het UWV mag in beginsel afgaan op zijn eigen oordeel over de belastbaarheid.
Conclusie
8. Het medisch onderzoek is voldoende zorgvuldig geweest. Niet is gebleken dat in de FML van 11 juni 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.

Is de arbeidsdeskundige beoordeling juist?

Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
9. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid:
- productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180),
- besteller post/pakketten (auto) (Sbc-code 282102), en
- chauffeur personenbusje, directiechauffeur (Sbc-code 111241).
10. Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Met name op het punt van (frequent) reiken overschrijdt de functie van ‘medior soldering operator’ (in de Sbc-code 111180) de belastbaarheid van eiseres. Vanwege haar rug- en nekklachten zijn deze handelingen, die meer dan 2 uur voorkomen in deze functie, te belastend.
11. De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat de medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De verzekeringsarts b&b heeft bovendien in zijn rapport nader toegelicht dat en waarom hij, na overleg met de arbeidsdeskundige b&b, tot de conclusie is gekomen dat de geduide functies de beperkingen van eiseres niet overschrijden. De rechtbank kan met deze uitleg instemmen.
Overigens komt ook de door eiseres ingeschakelde arbeidsdeskundige in zijn rapport tot de conclusie dat de mate van de arbeidsongeschiktheid uitgaande van de UWV-gegevens correct is vastgesteld.
De hiervoor genoemde functies mochten dus worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
12. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,60%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 6 juli 2020 heeft vastgesteld op 45,60%
.Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 27 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Eiseres is niet opgenomen in een ziekenhuis of andere erkende instelling, er is geen sprake van bedlegerigheid, er is geen sprake van ADL-afhankelijkheid en er is geen sprake van volledig onvermogen tot functioneren in zowel de zelfverzorgende rol, de gezinsrol en de sociale rol.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 februari 2022, gepubliceerd ECLI:NL:CRVB:2022:569, overweging 4.3.