ECLI:NL:RBZWB:2023:8509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_461
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bestuursrechtelijke beslissing RDW

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 14 juli 2023, waarin zijn beroep tegen een beslissing van de RDW niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de RDW van 19 december 2022, waarin het bezwaar van de directie van een b.v. ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de opposant geen machtiging van zijn volmachtgever had ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep.

In de verzetzaak werd uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond, omdat de opposant niet had aangetoond dat het verzuim van het indienen van een machtiging verschoonbaar was. De opposant voerde aan dat de rechtbank niet bevoegd was om hem de toegang tot de nationale rechter te ontzeggen en dat er vragen van Unierecht waren die om uitleg vroegen.

De rechtbank weerlegde deze argumenten door te stellen dat de eisen van artikel 8:24 van de Awb niet in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en dat de toegang tot de rechter niet werd aangetast. De rechtbank bevestigde dat de opposant geen volmacht had ingediend, zelfs niet na verzoek daartoe, en dat de eerdere uitspraak van 14 juli 2023 terecht was. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de buiten-zittinguitspraak bleef in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/461 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2023 op het verzet van

[opposant] , uit [plaats] , opposant.

Procesverloop

1. Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van de directie van de RDW van 19 december 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld. In het bestreden besluit heeft de RDW het bezwaar van de directie van [b.v.] ongegrond verklaard.
2. Bij uitspraak van 14 juli 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
3. Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
4. De rechtbank heeft het verzet op 14 november 2023 op zitting behandeld. Opposant is niet verschenen. De directie van de RDW heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger] .

Overwegingen

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant geen machtiging van zijn gestelde volmachtgever heeft ingediend en niet is gebleken dat dit verzuim verschoonbaar is.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. Opposant voert, kort samengevat, tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de rechtbank niet zelfstandig bevoegd is om met toepassing van artikel 6:6 en 8:24 van de Awb hem de toegang tot de nationale rechter te ontzeggen. Artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie regelt de toegang tot de rechter en niet de artikelen 6:6 en 8:24 van de Awb. Volgens opposant was de rechtbank wettelijk verplicht om de Unierechter te raadplegen, nu tal van vragen van Unierecht die uitlegging behoeven aan haar werden voorgelegd. Opposant concludeert dat de rechtbank met misbruik van recht en bevoegdheid op het exclusieve domein van de Unierechter is getreden
5. De bestuursrechter kan op grond van artikel 8:24, tweede lid, van de Awb van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Dat van andere rechtsbijstands-verleners dan advocaten wel een schriftelijke machtiging kan worden verlangd, is volgens vaste rechtspraak niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel of enig ander algemeen en/of verdragsrechtelijk beschermd rechtsbeginsel. [1] Dat op grond van artikel 8:24 van de Awb een machtiging mag worden gevraagd heeft niet tot gevolg dat de toegang tot de rechter of het recht om zich te laten vertegenwoordigen wordt aangetast. Van schending van artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is dan ook geen sprake.
6. De verzetrechter stelt vast dat opposant geen volmacht heeft ingediend, ook niet nadat hem daarom is gevraagd door de rechtbank. De rechtbank heeft daarom in de uitspraak van 14 juli 2023 terecht geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat opposant gemachtigd is om namens [b.v.] beroep in te stellen tegen het bestreden besluit.
7. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 14 juli 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 28 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:157.