ECLI:NL:RBZWB:2023:8413

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-010595
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten rechtsbijstand ex artikel 530 Sv na intrekking klaagschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 25 april 2023 was ingediend. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P. van de Kerkhof, had verzocht om een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, die hij had gemaakt in het kader van een klaagschriftprocedure. Dit klaagschrift was ingetrokken nadat het Openbaar Ministerie had besloten tot teruggave van in beslag genomen goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 8 december 2022 in kennis was gesteld van de teruggave en dat hij het voertuig op 13 december 2022 heeft opgehaald. De advocaat heeft op 20 april 2023 het Openbaar Ministerie verzocht om bevestiging van de teruggave, waarna het klaagschrift is ingetrokken en het verzoekschrift is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat het verzoekschrift tijdig is ingediend na het eindigen van de klaagschriftprocedure. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 705,43 en de kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer ter hoogte van € 680,00 toegewezen, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.385,43 dat aan verzoeker zal worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk-nummer: 23-010595
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 25 april 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende op [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. van de Kerkhof, Tivolistraat 30 te 5017 HR Tilburg
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 705,43, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de e-mailwisseling van 20 april 2023 waaruit blijkt dat het Openbaar Ministerie heeft beslist tot teruggave van het in beslag genomen voertuig aan verzoeker en mr. van de Kerkhof het klaagschrift gericht tegen het gelegde beslag op het voertuig heeft ingetrokken;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 29 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. K. Pieters, en mr. P. van de Kerkhof als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat het door hem ingediende klaagschrift ex artikel 552a Sv heeft geleid tot de beslissing van het Openbaar Ministerie tot teruggave van het inbeslaggenomen goed, waarna het klaagschrift is ingetrokken. Verzoeker heeft kosten voor rechtsbijstand moeten maken in het kader van deze klaagschriftprocedure. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat, ook in het geval dat een klaagschrift heeft geleid tot een beslissing van de officier van justitie tot teruggave, de kosten voor rechtsbijstand die in dit kader zijn gemaakt voor vergoeding in aanmerking komen. Hiertoe wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1056. In raadkamer heeft de advocaat hieraan toegevoegd dat verzoeker al op 8 december 2022 door het Openbaar Ministerie in kennis is gesteld over de teruggave van het beslag, maar de advocaat hierover ten onrechte niet is geïnformeerd.
De officier van justitie heeft zich in afwijking van de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift tijdig is ingediend en verzoeker ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek. Ook heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde kosten voor toewijzing in aanmerking komen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat verzoeker op 8 december 2022 in kennis is gesteld over de beslissing tot teruggave van het beslag en verzoeker het voertuig op 13 december 2022 heeft opgehaald. De advocaat heeft op 20 april 2023 het Openbaar Ministerie verzocht om te bevestigen of het beslag inderdaad na indiening van het klaagschrift aan verzoeker is teruggegeven. Het Openbaar Ministerie heeft op 20 april 2023 de teruggave van het beslag aan verzoeker bevestigd waarop de advocaat het klaagschrift heeft ingetrokken. De advocaat heeft op 25 april 2023 het verzoekschrift bij de griffie van deze rechtbank ingediend.
Ingevolge overeenkomstige toepassing van artikel 529, tweede lid Sv moet het verzoek binnen drie maanden na het eindigen van de zaak worden ingediend. Daarbij volgt uit overeenkomstige toepassing van artikel 529, vijfde lid Sv dat de kosten rechtsbijstand voor het indienen van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank is van oordeel dat onder het eindigen van de zaak in dit geval de klaagschriftprocedure dient te worden verstaan en dat met de intrekking van het klaagschrift de zaak tot een einde is gekomen. Nu het verzoekschrift daags na het intrekken van het klaagschrift is ingediend, is verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
Daarnaast is de zaak geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 705,43is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,-toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.385,43‬, bestaande uit:
- € 705,43 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,- de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van € 1.385,43‬ zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Woodrow Van de Kerkhof, onder vermelding van [kenmerk]
Deze beslissing is op 13 oktober 2023 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).