ECLI:NL:RBZWB:2023:8397

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-011397
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van telefoon en geldbedrag

Op 2 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Bals, had verzocht om de teruggave van een in beslag genomen telefoon en een geldbedrag van 1.953 euro. De telefoon was op 1 mei 2023 in beslag genomen, en klager stelde dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzette. Klager was van mening dat er geen redelijk onderzoeksbelang meer bestond en dat de telefoon niet in verband stond met enig strafbaar feit. Daarnaast voerde hij aan dat hij niet over financiële middelen beschikte om een vervangende telefoon aan te schaffen.

De officier van justitie, mr. L. van Hemert, verwees naar het lopende onderzoek naar de telefoon, waarbij het kraken van de inlogcode nog maanden kon duren. De rechtbank oordeelde dat het belang van waarheidsvinding nog steeds aan de orde was, gezien klager als bijrijder in een voertuig zat waarin hennepstekken waren aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later het beslag op de telefoon en het geldbedrag zou verbeurd verklaren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van zowel de telefoon als het geldbedrag in stand blijft. Deze beslissing werd genomen door rechter mr. E.G.F. Vliegenberg, in aanwezigheid van griffier J.H. Cornelissen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-011397
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.H.J. Bals, Noordeinde 16 te 4881 BJ Kloetinge
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 1 mei 2023 onder klager in beslag is genomen: een telefoon van het merk Apple, type iPhone, kleur zwart (hierna te noemen: de telefoon);
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2023, waaruit blijkt dat op 1 mei 2023 onder klager een geldbedrag van 1.953 euro in beslag is genomen (hierna te noemen: het geldbedrag);
  • het klaagschrift, ingediend op 1 mei 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het aanvullende klaagschrift, ingediend op 13 september 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 18 september 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. L. van Hemert en mr. A.H.J. Bals als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat op 1 mei 2023 onder klager een telefoon in beslag is genomen, waarvan klager eigenaar is. Klager is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Een redelijk onderzoeksbelang ontbreekt immers. Bovendien wordt klager bezwaard door het voortduren van de inbeslagname, nu hij niet over financiële middelen beschikt om een vergelijkbare zaak aan te schaffen. Klager acht het tot slot volstrekt onaannemelijk dat de rechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer of de verbeurdverklaring van de telefoon zal bevelen, nu uit niets is gebleken dat deze in relatie staat tot enig strafbaar feit. In het aanvullende klaagschrift verzoekt klager tevens de teruggave van het onder hem inbeslaggenomen geldbedrag ter hoogte van 1.953,- euro. Hierbij zijn ter onderbouwing bankafschriften met contante geldopnames overgelegd. In raadkamer heeft de raadsman hieraan toegevoegd dat de bankafschriften enkel zijn overgelegd om aan te tonen dat klager over contant geld kan beschikken. Daarnaast was klager de bijrijder en niet de bestuurder van het voertuig waarin de hennepstekken zijn aangetroffen en kan er derhalve geen relatie worden gelegd tussen de hennepstekken en het inbeslaggenomen geldbedrag. Immers is de wetenschap van het voorhanden hebben van verdovende middelen van een andere orde dan de handel in verdovende middelen. Het geldbedrag dient dan ook aan klager te worden teruggegeven.
De officier van justitie refereert zich aan de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en heeft in raadkamer hieraan toegevoegd dat het onderzoek aan de telefoon door toedoen van klager niet is afgerond. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 12 september 2023 blijkt namelijk dat het kraken van de inlogcode van de telefoon van klager nog wel maanden kan duren, maar het onderzoek binnen een dag afgerond kan worden als klager de inlogcode van zijn telefoon verstrekt. Ten aanzien van het geldbedrag stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de onderzoeksresultaten uit de telefoon van klager afgewacht dienen te worden omdat hieruit mogelijk een verdenking van de handel in verboden middelen kan volgen. Derhalve is grond van waarheidsvinding nog aan de orde, de officier van justitie stelt daarnaast dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het beslag verbeurd zal verklaren. Dat klager enkel de bijrijder was van het voertuig waar de hennepstekken zijn aangetroffen maakt dit niet anders.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat voor de telefoon de grondslag van waarheidsvinding nog aan de orde is. Klager zat als bijrijder in een voertuig waarin hennepstekken zijn aangetroffen en het onderzoek dat dientengevolge naar de telefoon van klager is gestart is mede door het toedoen van klager zelf nog niet afgerond. Ten aanzien van het geldbedrag stelt de rechtbank vast dat klager heeft verklaard dat het geldbedrag lang geleden is gepind, maar dat deze pintransactie niet concreet is onderbouwd. De overgelegde bankafschriften lijken een andere periode te beslaan dan waarover klager heeft verklaard en blijkens de toelichting van de raadsman zijn deze vooral overgelegd om aan te tonen dat klager over contant geld kan beschikken. Daarnaast loopt het strafrechtelijk onderzoek nog en is de rechtbank van oordeel dat gelet op de omstandigheden – klager zat in een auto met 10 dozenhennepstekken en had een groot contant geldbedrag op zak - het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het beslag verbeurd zal verklaren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 2 oktober 2023 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).