ECLI:NL:RBZWB:2023:8354

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
BRE 23/2031 en 23/2032
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023, wordt beslist over de beroepen van de belanghebbende tegen de beslissingen van de inspecteur van de belastingdienst, die betrekking hebben op de tijdvakken juni en juli 2022. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de beslissingen van de inspecteur, maar de rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het griffierecht niet is betaald, en dat het niet betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is.

De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) degene die beroep instelt, verplicht is het griffierecht te betalen. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 365,-. De griffier had de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen, maar de belanghebbende heeft hier niet op gereageerd. De griffier heeft het beroep op betalingsonmacht terecht afgewezen, aangezien de belanghebbende geen goede reden heeft gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.

De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, wat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de partijen. Indien partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij binnen zes weken een verzetschrift indienen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2031 en 23/2032

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de beslissingen van de inspecteur van 10 februari 2023. De beroepen zien op de beslissingen van de inspecteur over de tijdvakken juni en juli 2022 met betrekking tot de [aanslagnummer 1] .F.01.2060. en [aanslagnummer 2] .F.01.2070.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Betalingsonmacht
4. Bij brief van 21 april 2023 heeft belanghebbende gemeld niet in staat te zijn het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. Belanghebbende is vervolgens in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Belanghebbende heeft hier niet op gereageerd. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht terecht afgewezen.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
5. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 18 mei 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 16 juni 2023 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 17 juni 2023 om 17:01 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
6. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
7. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 4 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.