ECLI:NL:RBZWB:2023:83

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5829 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om opheffing van de gelaste tijdelijke sluiting van Koffieshop Caza

Op 6 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen Koffieshop Caza, vertegenwoordigd door mr. I.A. Kamans, en de burgemeester van Tilburg, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.G. Roozendaal. Het verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 13 december 2022, waarin het verzoek om opheffing van de tijdelijke sluiting van Koffieshop Caza werd afgewezen. De sluiting was gelast na verschillende ernstige incidenten, waaronder schietpartijen en de vondst van een handgranaat, die de veiligheid en openbare orde in de omgeving in gevaar brachten.

Tijdens de zitting op 28 december 2022 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De burgemeester stelde dat de veiligheidsmaatregelen die verzoeker had getroffen onvoldoende waren en dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker voerde aan dat hij inmiddels vergaande veiligheidsmaatregelen had genomen en dat de sluiting zijn bedrijf ernstig schaadde.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid het verzoek om opheffing van de sluiting had kunnen afwijzen, gezien de aanhoudende veiligheidsrisico's. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de opmerking dat het in de rede ligt dat de burgemeester in overleg met verzoeker en de politie tot een aanpassing van het Plan van Aanpak komt, zodat heropening van Koffieshop Caza mogelijk wordt. De uitspraak heeft geen rechtsmiddel openstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5829 VV

uitspraak van 6 januari 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , h.o.d.n. Koffieshop Caza, te Tilburg, verzoeker

gemachtigde: mr. I.A. Kamans
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder

gemachtigde: mr. B.J.P.G. Roozendaal.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 13 december 2022 (bestreden besluit) over de afwijzing van het verzoek om opheffing van de gelaste tijdelijke sluiting van Koffieshop Caza aan de Gasthuisring 73 te Tilburg.
Hij heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 28 december 2022. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.A. Kamans, [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] . De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.J.P.G. Roozendaal en mr. F.M. van Soest.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Koffieshop Caza is gevestigd in het centrum van Tilburg aan de Gasthuisring 73 en wordt geëxploiteerd door verzoeker. Op 10 maart 2022, omstreeks 00:29 uur, is door een persoon vier keer geschoten op de koffieshop. Op 22 maart 2022 is bij de politie een melding binnengekomen dat Koffieshop Caza die week het doelwit zal zijn van een explosief. Op 27 oktober 2022, omstreeks 08:10 uur, is door de politie een melding ontvangen over een handgranaat bij Koffieshop Caza. Het bleek te gaan om een handgranaat van het type dat dodelijke slachtoffers kan maken tot op 18 meter afstand en gewonden tot een afstand van 54 meter.
Dit heeft geleid tot het besluit van de burgemeester van 28 oktober 2022, waarbij de burgemeester Koffieshop Caza onmiddellijk gesloten heeft voor de duur van drie maanden.
De burgemeester heeft de sluiting gebaseerd op artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet. Deze bepaling biedt de burgemeester de mogelijkheid de sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw te bevelen indien dat met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig is.
Verzoeker heeft tegen het sluitingsbevel bezwaar gemaakt. Hij heeft tevens aan de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van het sluitingsbevel.
Bij uitspraak van 2 december 2022 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen omdat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat door het plaatsen van de handgranaat het woon- en leefklimaat ernstig is aangetast en de openbare orde ernstig is verstoord in de buurt van de koffieshop met nabijgelegen woningen, winkels en horeca- en maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast is door het plaatsen van de handgranaat de veiligheid van omwonenden, voorbijgangers en bezoekers ernstig in gevaar gebracht. Voorts mocht de burgemeester er vanuit gaan dat de handgranaat was gericht tegen Koffieshop Caza omdat verzoeker en de eigenaar van het pand een conflict met elkaar hebben. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de door hem gestelde belangen zwaarder mogen laten wegen dan de door verzoeker gestelde (voornamelijk financiële) belangen.
Intussen had verzoeker bij brief van 10 november 2022 de burgemeester al verzocht om opheffing van het sluitingsbevel.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester dit verzoek afgewezen.
2. De gemachtigde van de burgemeester heeft betoogd dat het bestreden besluit niet is gericht op enig rechtsgevolg en dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorziening.
2.1
De voorzieningenrechter kan dit betoog niet volgen. In de hiervoor genoemde uitspraak van 2 december 2022 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de burgemeester tijdens de zitting van 18 november 2022 te kennen heeft gegeven dat hij ambtshalve of op verzoek Koffieshop Caza kan heropenen indien zich relevante wijzigingen voordoen in de situatie die heeft geleid tot de sluiting. In aansluiting hierop heeft de burgemeester tijdens die zitting toegezegd het verzoek van 10 november 2022 voortvarend op te pakken. Vervolgens heeft de burgemeester tijdens de zitting op 28 december 2022 verklaard dat hij één week voor het verstrijken van de sluitingstermijn zal beoordelen of koffieshop Caza weer open kan. Dit betekent dat de burgemeester bevoegd is om het verzoek om opheffing van de sluiting in te willigen, dat hij kennelijk onder omstandigheden van die bevoegdheid gebruik maakt en dat de weigering daartoe in het onderhavige geval het rechtsgevolg heeft dat de sluiting tot minstens 28 januari 2023 zal voortduren. De vraag of verzoeker zodanige nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangedragen die een eerdere opening rechtvaardigen, vergt een inhoudelijke beoordeling. Die heeft de burgemeester in het bestreden besluit gegeven en hij heeft daarom ook terecht de rechtsmiddelenclausule in dat besluit opgenomen. [1]
2.2
Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat hij geen reden ziet om anders over de spoedeisendheid te oordelen dan in de uitspraak van 2 december 2022 is gedaan. De door verzoeker gestelde hoge vaste lasten blijven doorlopen en de aantasting van zijn goede naam alsmede de toename van de kans op klantenverlies blijven voortduren.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij inmiddels vergaande veiligheidsmaatregelen heeft getroffen die maken dat de kans op herhaling tot een minimum is beperkt.
Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om opheffing van het sluitingsbevel.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
5. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester zich in het bestreden besluit op het standpunt heeft gesteld dat de door verzoeker getroffen maatregelen onvoldoende kwalitatief, onvoldoende professioneel en onvoldoende onderbouwd zijn. Dit standpunt is gebaseerd op de beoordeling van het maatregelenpakket zoals dat op dat moment voorlag. Vervolgens heeft verzoeker op 23 december 2022 een aangepast Plan van Aanpak gepresenteerd. Dit plan is opgesteld door een erkend beveiligingsadviseur en voorziet in de installatie van een professioneel camerasysteem, waarvan de beelden te allen tijde beschikbaar worden gesteld aan de politie. Voorts zal de bewaking worden opgevoerd van enkel in de nachtelijke uren naar 24 uur per dag en 7 dagen in de week. Daarnaast zal de beveiligingsadviseur middels een afgesloten contract gedurende 2 jaar Koffieshop Caza intensief begeleiden waardoor een continuering van de exploitatie conform de veiligheidseisen gewaarborgd wordt. Ten slotte zijn in het Plan van Aanpak nog een aantal aanvullende opties ter beoordeling van de politie aangeleverd, waaronder de mogelijkheid om op wisselende tijden een beveiliger met een gecertificeerde hond in te zetten, de beveiliger uit te rusten met de (blauwe) zogeheten smurfenspray en/of met een bodycam.
Ter zitting heeft de burgemeester te kennen gegeven dat het nieuwe Plan van Aanpak nu pas aan de politie kon worden voorgelegd en dat hij niet weet hoe lang de politie er over doet om dit aangepaste plan te beoordelen. Van belang is daarbij dat niet bekend is wat het oordeel van de politie is over het door verzoeker ingeschakelde nieuwe beveiligingsbedrijf, dat niet bekend is welke opties uiteindelijk gekozen zullen worden en dat de genoemde opties niet zonder meer toegepast kunnen worden. Verder mist de burgemeester een verankering van het plan om te voorkomen dat de maatregelen meteen na 28 januari 2023 worden afgeschaald. In dit verband heeft verzoeker ter zitting benadrukt dat het aangepaste plan is bedoeld om in samenspraak met de politie tot maatwerk te komen. Verzoeker wil in overleg met de politie bezien welke opties de voorkeur genieten en of de daarvoor geldende belemmeringen weggenomen kunnen worden. Maar volgens verzoeker lukt het hem niet om hierover met de politie in contact te komen.
6. Dit brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat, gelet op de aan de burgemeester toekomende beoordelingsruimte in deze, niet gezegd kan worden dat de burgemeester niet in redelijkheid het verzoek om opheffing van het sluitingsbevel heeft kunnen afwijzen. Maar de voorzieningenrechter stelt ook vast dat verzoeker zich daarna heeft ingespannen om tegemoet te komen aan de bezwaren van de burgemeester en de politie tegen het eerdere maatregelenpakket. Het ligt dan ook in de rede dat de burgemeester het voortouw neemt om in overleg met verzoeker en de politie op korte termijn te komen tot een zodanige aanpassing van het Plan van Aanpak dat heropening van Koffieshop Caza reëel tot de mogelijkheden behoort. Het verzoek om een daarop gerichte voorlopige voorziening te treffen zal de voorzieningenrechter daarom afwijzen, te meer aangezien dat op dit moment een te prematuur en verstrekkend verzoek is.
7. Nu het verzoek wordt afgewezen bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 6 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier E.J. Govaers, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie in dit kader voor een analoge toepassing ook artikel 72b, derde lid, van de Tilburgse APV en bijvoorbeeld ABRvS 15 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:83 en ABRvS 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1343.