ECLI:NL:RBZWB:2023:8288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3437
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs na vaststelling van drugsmisbruik en alcoholproblematiek

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De ongeldigverklaring volgde op een aanhouding op 16 maart 2022, waarbij bij eiser een THC-concentratie in het bloed werd vastgesteld die meer dan drie keer de toegestane waarde overschreed. Het CBR besloot op 4 januari 2023 het rijbewijs ongeldig te verklaren op basis van een medisch onderzoek dat wees op zowel alcoholmisbruik als drugsmisbruik. Eiser betwistte de conclusies van het onderzoek en voerde aan dat hij geen alcoholprobleem had en dat er geen bewijs was voor drugsmisbruik. De rechtbank oordeelde dat het CBR zich terecht had gebaseerd op het deskundigenrapport van de psychiater, die concludeerde dat eiser niet geschikt was om te rijden. De rechtbank benadrukte dat de psychiater op basis van zijn specialistische kennis tot zijn conclusies was gekomen en dat het CBR in beginsel op deze deskundigheid mocht afgaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, omdat er onvoldoende bewijs was om de conclusies van de psychiater te weerleggen. De uitspraak werd gedaan op 23 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3437 WVW

uitspraak van 23 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. C.G.A. Mattheussens
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 10 mei 2023 (bestreden besluit) over de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 oktober 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. C.G.A. Mattheussens. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Kleibeuker.

Overwegingen

1. Op 16 maart 2022 is eiser als bestuurder van een auto door de politie staande gehouden. Bij eiser is 17 microgram THC (de werkzame stof in cannabis) per liter bloed aangetroffen. De politie heeft aan het CBR schriftelijk mededeling gedaan van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van de categorie van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven.
1.2
Bij brief van 24 mei 2022 heeft het CBR besloten een medisch onderzoek aan eiser op te leggen en de geldigheid van zijn rijbewijs te schorsen gedurende het onderzoek naar zijn drugsgebruik.
1.3
Psychiater [naam] heeft onderzoek verricht naar het drugsgebruik van eiser. Hij heeft zijn conclusies neergelegd in het onderzoeksrapport van 24 oktober 2022. Zijn eindconclusie is dat de psychiatrische diagnose drugsmisbruik in de zin der wet dient te worden gesteld.
Voorts heeft de psychiater vermeld dat bij het laboratoriumonderzoek een zeer sterk verhoogde CDT-waarde van 5.0 is vastgesteld. Deze waarde is dermate hoog dat de psychiater het niet kon negeren en een aanvullende alcoholanamnese heeft afgenomen. Er zijn bij het onderzoek geen verklaringen naar voren gekomen anders dan fors alcoholgebruik. Volgens de psychiater wijst de discrepantie tussen de CDT-waarde en de alcoholanamnese op onderrapportage van het alcoholgebruik in het afgelopen jaar.
Op basis hiervan heeft de psychiater geconcludeerd dat, hoewel bovenstaande bevindingen afzonderlijk niet concludent hoeven te zijn, juist de combinatie suspect is voor alcoholproblematiek ten tijde van de laatste aanhouding. Zeker ook indien deze worden bezien in het licht van de duidelijk verhoogde prevalentie van stoornissen in het gebruik van alcohol in de populatie die is aangehouden vanwege rijden onder invloed van alcohol. Dit overwegende dient volgens de psychiater de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in de zin der wet te worden gesteld. Hij acht niet aannemelijk dat eiser per 20 juni 2022 met het alcoholmisbruik is gestopt.
Daarnaast heeft de psychiater geconcludeerd dat, hoewel bovenstaande bevindingen afzonderlijk niet concludent hoeven te zijn, juist de combinatie suspect is voor drugsproblematiek ten tijde van de laatste aanhouding. Zeker ook indien deze worden bezien in het licht van de duidelijk verhoogde prevalentie van stoornissen in het gebruik van drugs in de populatie die is aangehouden vanwege rijden onder invloed van drugs. Dit overwegende dient volgens de psychiater de psychiatrische diagnose drugsmisbruik in de zin der wet te worden gesteld. Hij acht aannemelijk dat eiser vanaf 1 april 2022 is gestopt met drugsmisbruik.
1.4
Bij het primaire besluit van 4 januari 2023 heeft het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard op basis van het hiervoor bedoelde onderzoek. Aangegeven is dat uit het onderzoek blijkt dat eiser niet geschikt is om te rijden omdat sprake is van alcoholmisbruik, dat niet aannemelijk is gestopt ten tijde van het onderzoek op 29 augustus 2022 en dat sprake is van drugsmisbruik, dat aannemelijk is gestopt per 1 april 2022.
1.5
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft in beroep betwist dat bij hem sprake was van drugsmisbruik. Volgens hem blijkt dit ook niet uit het onderzoek van de psychiater. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij nimmer heeft aangegeven dat hij een alcoholprobleem had.
3. Paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 bepaalt dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs) een specialistisch rapport is vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
3.1
De rechtbank stelt voorop dat de psychiater op grond van zijn specialistische kennis tot zijn conclusies is gekomen. Het CBR mag in beginsel afgaan op die deskundigheid tenzij het onderzoek op een niet zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden dan wel de conclusies niet kunnen worden gedragen door de onderzoeksgegevens.
3.2
Uit het rapport van de psychiater blijkt onder meer dat eiser is aangehouden met een THC-concentratie in het bloed van meer dan 3 keer de in het verkeer toegestane waarde en dat bij een dergelijke concentratie de verwachting is dat iemand zonder tolerantie voor THC duidelijke effecten ervaart, waaronder in ieder geval een ‘high’ gevoel. Eiser heeft tijdens zijn aanhouding aangegeven dat hij zich niet ‘high’ voelde en dat duidt meest waarschijnlijk op tolerantie voor THC door overmatig cannabisgebruik. Voorts is in het onderzoeksrapport overwogen dat er sterke aanwijzingen zijn die pleiten voor onderrapportage van het cannabisgebruik. Ten eerste vanwege een opvallende discrepantie tussen de beschreven tolerantie en de algemene drugsanamnese, omdat bij het door eiser opgegeven gebruik de aangenomen tolerantie onwaarschijnlijk is. Ten tweede vertoont de gevonden THC-concentratie een opvallende discrepantie met het betrekkelijk normale gebruikspatroon dat eiser claimt, omdat bij een dergelijk gebruikspatroon niet aannemelijk is dat er zo ver wordt doorgeschoten als in deze casus.
3.3
Voorts overweegt de rechtbank dat tijdens het laboratoriumonderzoek een sterk verhoogde CDT-waarde van 5.0 is vastgesteld. Volgens de psychiater is deze waarde dermate hoog dat deze niet genegeerd kon worden en naar aanleiding daarvan een aanvullende alcoholanamnese afgenomen. De psychiater heeft geen verklaring gevonden voor de verhoogde CDT-waarde anders dan fors alcoholgebruik, dat gezien kan worden als bewijs voor alcoholmisbruik in de laatste weken. De psychiater heeft een discrepantie geconstateerd tussen de hoge CDT-waarde en de algemene alcoholanamnese. Het door eiser opgegeven alcoholgebruik – inclusief het gebruik tijdens de festivals – achtte hij geen goede verklaring voor de hoge CDT-waarde. Naar het oordeel van de psychiater laat de discrepantie zich het meest waarschijnlijk verklaren door onderrapportage van het alcoholgebruik in het afgelopen jaar.
3.4
De rechtbank begrijpt dat eiser het onrechtvaardig vindt dat het onderzoek naar zijn alcoholgebruik alsnog betrokken is bij de beoordeling van zijn rijgeschiktheid. Tijdens zijn aanhouding op 16 maart 2022 had eiser weliswaar geen alcohol gedronken, maar het CBR heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de geconstateerde CDT-waarde van 5.0 niet door de psychiater genegeerd kon worden. Ook in de rechtspraak is aanvaard dat de psychiater rekening mag houden met andere omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de rijgeschiktheid (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2633, i.h.b. r.o. 5.1). Daarnaast merkt de rechtbank op dat eiser geen medische informatie heeft overgelegd op grond waarvan getwijfeld moet worden aan de bevindingen en conclusies van de psychiater. Het is aan eiser om een rapport van een medisch deskundige te overleggen, waarin de diagnoses van de keurend arts worden weersproken. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3525. Het CBR heeft zich dus op dit deskundigenrapport mogen baseren.
4. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiser ongegrond verklaard moet worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 23 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier E.J. Govaers, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE
Wettelijk kader
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen respectievelijk tot:
a. (…)
b. (…)
c. een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
Artikel 134
1. Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
2. (…)
3. Het CBR deelt, indien het voornemens is het rijbewijs ongeldig te verklaren, dit mede aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 27
Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:
a. niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende categorie of categorieën motorrijtuigen;
b. niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Regeling eisen geschiktheid rijvaardigheid
Artikel 2
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
8.8.
Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.