ECLI:NL:RBZWB:2023:8226

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
BRE 23-2344
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens ontbreken machtiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2023, wordt beslist over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn ingediend door mr.drs. B.R.J.J. Speetjens, die als gemachtigde optreedt voor belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat er geen machtiging is overgelegd door de gemachtigde. Dit is in strijd met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een machtiging moet worden ingediend om aan te tonen dat iemand namens een ander beroep mag instellen.

De rechtbank heeft de gemachtigde meerdere keren de gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen, maar mr.drs. B.R.J.J. Speetjens heeft geen machtiging ingediend en ook geen gronden van het beroep overgelegd. Ondanks verzoeken om uitstel wegens persoonlijke omstandigheden, heeft de gemachtigde niet tijdig de benodigde documenten ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldigbare reden is voor het niet indienen van de machtiging en dat de beroepen daarom niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden.

De beslissing van de rechtbank is dat de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2344 tot en met 23/2351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr.drs. B.R.J.J. Speetjens),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 3 maart 2023. De beroepen zien op de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over de jaren 2007, 2011, 2013 en 2014 met aanslagnummers [aanslagnummer 1] H.77.01 , [aanslagnummer 2] W.77.02.04 , [aanslagnummer 3] H.17.01 , [aanslagnummer 4] W.17.01.4 , [aanslagnummer 5] H.37.01 , [aanslagnummer 6] W.37.01.4 , [aanslagnummer 7] H.47.01 , [aanslagnummer 8] 01.4 .
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat mr.drs. B.R.J.J. Speetjens geen machtiging heeft ingediend en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1]
Dit geldt ook voor de gronden van het beroep. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een machtiging overgelegd?
4. De beroepschriften zijn ingediend door mr.drs. B.R.J.J. Speetjens. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van belanghebbende. Hij heeft bij de beroepschriften echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om deze de beroepen in te stellen namens belanghebbende en ook geen gronden van het beroep. De rechtbank heeft hem bij brief van 17 april 2023 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen.
4.1.
Mr.drs. B.R.J.J. Speetjens heeft bij brief van 12 mei 2023 verzocht om uitstel van twee weken wegens persoonlijke omstandigheden. Bij brief van 16 mei 2023 is er door de griffier uitstel verleend van twee weken.
4.2.
Bij brief van 1 juni 2023 heeft mr.drs. B.R.J.J. Speetjens nogmaals verzocht om uitstel voor een langere periode wegens persoonlijke omstandigheden van belanghebbende. Het verzoek om een langere periode uitstel is bij brief van 7 juni 2023 afgewezen en mr.drs. B.R.J.J. Speetjens is in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken alsnog de gevraagde stukken te overleggen.
4.3.
Bij brief van 20 juni heeft mr.drs. B.R.J.J. Speetjens aangegeven dat wegens zeer zwaarwegende persoonlijke omstandigheden belanghebbende niet in staat is te communiceren en heeft nogmaals verzocht om uitstel voor een langere periode.
4.4.
Bij aangetekende brief van 23 juni 2023 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen en mr.drs. B.R.J.J. Speetjens in de gelegenheid gesteld om binnen een week alsnog de gevraagde stukken te overleggen. Het verzoek is afgewezen omdat het niet voldoende gemotiveerd is en ook niet nader is onderbouwd met bewijsstukken.
4.5.
Bij brief van 27 juni 2023 heeft mr.drs. B.R.J.J. Speetjens nogmaals verzocht om uitstel. Belanghebbende zou in hechtenis zitten en alleen contact mogen hebben met zijn advocaat. Omdat het verzoek wederom niet is voorzien van enig bewijs is het verzoek afgewezen en geen nadere termijn gegeven.
4.6.
Mr.drs. B.R.J.J. Speetjens heeft binnen de termijnen niet de gevraagde gegevens overgelegd.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
5. Mr.drs. B.R.J.J. Speetjens heeft verder geen onderbouwde reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit de beroepschriften blijkt dat mr.drs. B.R.J.J. Speetjens niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 1 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.