ECLI:NL:RBZWB:2023:8206

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
02-311377-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling van politieagenten en diefstal bij brandweerkazernes

Op 27 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling van twee politieagenten en diefstal bij brandweerkazernes. De verdachte heeft op 19 november 2022 met een auto op politieagenten ingestuurd en hen daarbij in gevaar gebracht door met hoge snelheid te rijden en hard te remmen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van poging tot zware mishandeling, maar sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op de dood van de agenten was. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan diefstal van kentekenplaten en twee inbraken bij brandweerkazernes in Weert en Nederweert. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarbij de ernst van de feiten en het gevaarlijke rijgedrag van de verdachte zwaar meegewogen werden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn handelen het openbaar gezag ondermijnde. De benadeelde politieagenten kregen schadevergoeding toegewezen voor de immateriële schade die zij hadden geleden door de acties van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-311377-22
vonnis van de meervoudige kamer van 27 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd om politieagenten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden dan wel heeft geprobeerd hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Subsidiair is dit ten laste gelegd als een vernieling;
feit 2:heeft geprobeerd om [slachtoffer 3] te doden dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feiten 3, 4 en 5:zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan een diefstal en twee inbraken. Subsidiair is dit ten laste gelegd als opzetheling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Hij acht de herkenning van verdachte door de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar, zodat vastgesteld kan worden dat verdachte de bestuurder van de Volkswagen Golf is geweest. Er is sprake van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft met zijn rijgedrag willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de politieagenten door een botsing met verdachte kwamen te overlijden.
Ook de diefstal en twee inbraken kunnen volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Hij baseert zich daarbij, kort gezegd, op de aangiftes namens de brandweerkazernes Weert en Nederweert, de processen-verbaal van bevindingen van de politie en de zendmastgegevens van de telefoons van verdachte en de [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Daar komt bij dat verdachte samen met [medeverdachte] reed in de Volkswagen Golf waarop de gestolen kentekenplaten van de Fiat 500 zaten. In de kofferbak van de Golf lagen de gestolen knipscharen. Verdachte heeft voor het voorhanden hebben van deze gestolen goederen geen aannemelijke verklaring gegeven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de feiten 1 en 2 omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder is geweest van de Volkswagen Golf. De herkenning van verdachte door de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is onbetrouwbaar, wat ook blijkt uit het deskundigenrapport. Bovendien blijkt uit de Whatsapp-berichten dat er een gesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn broer, zodat het onmogelijk is dat verdachte op dat moment de Golf heeft bestuurd. Tot slot is verdachte niet in het bezit van een rijbewijs en kan hij ook daarom de auto niet hebben bestuurd.
Verdachte moet voorts worden vrijgesproken van de feiten 3, 4 en 5. Voor wat betreft de inbraak bij de brandweer in Weert kan niet worden vastgesteld dat verdachte bij deze inbraak betrokken was. Uit het dossier blijkt niet dat bij de inbraak bij de brandweer in Nederweert en de diefstal van de kentekenplaten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook de subsidiair tenlastegelegde opzethelingen kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft deze goederen namelijk nooit voorhanden gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Om doelmatigheidsredenen bespreekt de rechtbank eerst de feiten 3, 4 en 5. Daarna zal de rechtbank de verdenkingen onder feit 1 en 2 beoordelen.
Feiten 3, 4 en 5
Verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij samen met anderen op 19 november 2022 te Breda de kentekenplaten van een Fiat 500 heeft gestolen. Onder de feiten 4 en 5 wordt verdachte verweten dat hij samen met anderen op 19 november 2022 heeft ingebroken bij de brandweerkazernes in Weert en Nederweert.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de politie op 19 november 2022 een melding kreeg van een diefstal van kentekenplaten van een Fiat 500 omstreeks 20:40 uur in de Bergschot in Breda. Door de melder, de heer [naam 1] , werd verteld dat hij zag dat er vier personen bij een witte Volkswagen Golf stonden en dat deze witte Volkswagen Golf stond geparkeerd naast een Fiat 500. Deze vier personen schenen met zaklampen ter hoogte van de motorkap van de Volkswagen Golf. Zeer kort daarna, toen [naam 1] terugliep naar de locatie waar de Fiat 500 stond, zag hij dat de Volkswagen Golf vertrokken was en dat de kentekenplaten van de Fiat 500 weg waren. Door de verbalisanten die ter plaatse waren gekomen, werd een onderzoek ingesteld rondom de Fiat 500. Terwijl zij bezig waren met dit onderzoek, kwam er een melding binnen van een mogelijke inbraak bij [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) in [plaats] . Het is de verbalisanten ambtshalve bekend dat bij [bedrijf] duur gereedschap wordt verkocht dat door criminelen wordt gebruikt voor strafbare feiten. Gelet hierop hebben zij direct via het Operationeel Centrum doorgegeven dat er aandacht moet zijn voor een witte Volkswagen Golf met valse kentekenplaten van een Fiat 500.
Naar aanleiding van de melding van omstreeks 20:50 uur van de mogelijke inbraak bij [bedrijf] , is verbalisant [slachtoffer 1] ter plaatse gegaan bij [bedrijf] . Daar zag [slachtoffer 1] een witte Volkswagen Golf rijden met de kentekenplaten [kenteken] . Aan de bestuurder werd een stopteken gegeven. Aan dit stopteken werd niet voldaan, waarna er een achtervolging ontstond. Deze achtervolging heeft geleid tot de hierna te bespreken verdenkingen onder feit 1 en 2. Uiteindelijk werd de Volkswagen Golf tot stilstand gebracht in België en werd verdachte samen met [medeverdachte] verderop aangehouden, nadat zij uit de Volkswagen Golf waren gesprongen en te voet nog eens geprobeerd hadden te vluchten. Op de Volkswagen Golf zaten de gestolen kentekenplaten van de Fiat 500 uit Breda. In de kofferbak werden onder andere twee accuspreiders en meerdere accu’s aangetroffen.
Feit 3: diefstal kentekenplaten
Gelet op de omstandigheid dat verdachte in de Volkswagen Golf is gevlucht met daarop de gestolen kentekenplaten van de Fiat 500 in combinatie met het zeer korte tijdsbestek tussen de diefstal van de kentekenplaten en het aantreffen ervan en de verklaring van [naam 1] dat hij vier personen met zaklampen zag schijnen bij een Volkswagen Golf die naast de betreffende Fiat 500 stond geparkeerd, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die – samen met anderen – de kentekenplaten van de Fiat 500 heeft gestolen. Zij acht de verklaring van verdachte dat hij iets verderop stond te roken met zijn broer gelet op de hiervoor genoemde verklaring van [naam 1] dat hij vier personen bij de Volkswagen Golf zag, ongeloofwaardig. Het onder 3 primair tenlastegelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
[bedrijf]
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van [bedrijf] worden beschreven, blijkt dat twee personen bij [bedrijf] over het hek zijn geklommen en op het terrein hebben rondgelopen. Op de beelden is ook te zien dat deze personen met een zaklamp (mogelijk van een mobiele telefoon) door de ruiten van het pand naar binnen schijnen. De rechtbank stelt vast dat de twee personen die zich op het terrein van [bedrijf] hebben bevonden, verdachte en [medeverdachte] zijn. Dit volgt onder meer uit de eigen verklaring van verdachte dat hij samen met [medeverdachte] op het terrein van [bedrijf] was omdat zij daar “iets moesten bekijken”.
De rechtbank overweegt dat [bedrijf] een bedrijf is dat is gespecialiseerd in hydraulisch gereedschap. De accuspreiders die in de Volkswagen Golf zijn aangetroffen betreffen ook hydraulisch gereedschap. Gelet op het voorgaande in combinatie met het feit dat verdachte in de Volkswagen Golf vanaf [bedrijf] is gevlucht voor de politie, stelt de rechtbank vast dat verdachte het plan had om bij [bedrijf] in te breken. Dit plan acht de rechtbank van belang gelet op de tenlastegelegde feiten onder 4 en 5.
Feiten 4 en 5: inbraken brandweerkazernes Nederweert en Weert
Door de politie is nagegaan waar de goederen die zijn aangetroffen in de Volkswagen Golf vandaan kwamen. Uit dit onderzoek is gebleken dat er twee aangiftes zijn gedaan namens de brandweerkazernes Weert en Nederweert. Uit deze aangiftes volgt dat er bij de brandweer-kazerne in Weert op 19 november 2022 om 05:21 uur een inbraak heeft plaatsgevonden. Bij de brandweerkazerne in Nederweert heeft er op 19 november 2022 om 19:31 uur een inbraak plaatsgevonden. Bij deze twee inbraken zijn precies dezelfde soort accuspreiders en accu’s weggenomen als die zijn aangetroffen in de Volkswagen Golf. De rechtbank gaat er, ook mede gelet op de hierna volgende overwegingen, van uit dat de accuspreiders en accu’s die in de Volkswagen Golf zijn aangetroffen, de gestolen goederen van de inbraken bij de brandweerkazernes zijn.
Inbraak brandweerkazerne Nederweert
Uit de zendmastgegevens van de telefoons van verdachte en [medeverdachte] blijkt dat de telefoon van verdachte op 19 november 2022 om 19:31 uur een zendmast heeft aangestraald aan de Ouwijck in Nederweert. De telefoon van [medeverdachte] heeft deze zelfde zendmast aangestraald op 19 november 2022 om 18:28 uur. De brandweerkazerne in Nederweert valt onder het dekkingsgebied van deze zendmast. Gelet hierop in combinatie met het feit dat de gestolen accuspreider kort daarna in de Volkswagen Golf is aangetroffen én de omstandigheid dat verdachte het plan had om in te breken bij [bedrijf] en daar hydraulische gereedschap te stelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (mede)verantwoordelijk is voor de inbraak bij de brandweerkazerne in Nederweert waarbij de hydraulische knipschaar is gestolen.
Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de verklaring van verdachte dat hij ergens in Nederweert was afgezet en de opdracht had gekregen te gillen als hij iets zag, terwijl hij niet wist wat de anderen aan het doen waren, niet aannemelijk is. Alleen al het gegeven dat de gestolen accuspreider in een zeer kort tijdsbestek na de inbraak bij verdachte is aangetroffen, is – gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad – al voldoende om verdachte verantwoordelijk te houden voor de inbraak.
Inbraak brandweerkazerne Weert
Voor wat betreft de inbraak bij de brandweerkazerne in Weert overweegt de rechtbank als volgt. Uit de processen-verbaal van bevindingen van de politie blijkt dat bij de inbraak bij de brandweerkazerne in Weert een zelfde soort auto is te zien als de auto waarin verdachte is gevlucht. Op de camerabeelden is namelijk een witte Volkswagen Golf te zien met dezelfde soort stickers als de Volkswagen Golf waarin verdachte reed.
Verder blijkt uit de zendmastgegevens van de telefoons dat de telefoon van [medeverdachte] kort voor en kort na de inbraak, namelijk om 03:58 uur en om 05:58 uur, een zendmast bij de Sportstraat in Weert heeft aangestraald. De brandweerkazerne in Weert valt binnen het dekkingsgebied van deze zendmast. Ook blijkt hieruit dat de telefoons van verdachte en [medeverdachte] om 03:16 uur respectievelijk 03:15 uur de eerste zendmast in Nederland hebben aangestraald, namelijk in Roermond.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte is samen met [medeverdachte] midden in de nacht vanuit Duitsland naar Nederland gereden. Zij hebben samen, gedurende die ene dag dat zij in Nederland waren, ingebroken bij de brandweerkazerne in Nederweert en de kentekenplaten van de Fiat 500 gestolen. Gedurende deze dag was verdachte constant samen met [medeverdachte] . De verklaring van verdachte dat dit niet het geval was acht de rechtbank niet aannemelijk. Bij beide inbraken bij de brandweerkazernes is hetzelfde soort goed weggenomen, namelijk een accuspreider. Dit soort goederen wordt bij [bedrijf] – het bedrijf waar verdachte samen met [medeverdachte] heeft geprobeerd in te breken en van waar zij met de auto zijn gevlucht– verkocht en betreft aldus een zeer specifiek soort goederen. Daar komt bij dat een brandweerkazerne geen gebruikelijke plek is om in te breken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte en [medeverdachte] volgens vooropgezet plan hebben gehandeld en ter uitvoering van dat plan naar Nederland zijn gereden. De accu-spreider die bij de brandweerkazerne in Weert is weggenomen is voorts teruggevonden in de Volkswagen Golf, hetgeen is vastgesteld aan de hand van de serienummers van de weggenomen en aangetroffen accu-spreiders. Ook zijn er twee losse accu’s in de Volkswagen Golf aangetroffen, overeenkomend met de twee accu’s die weggenomen zijn bij de brandweerkazerne in Weert. Voorgaande omstandigheden tezamen genomen en in onderlinge samenhang bezien brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte, naast de inbraak bij de brandweerkazerne in Nederweert, ook (mede)verantwoordelijk is voor de inbraak bij de brandweerkazerne in Weert.
Feiten 1 en 2
Verdachte wordt onder feit 1 primair en feit 2 verweten dat hij op 19 november 2022 heeft geprobeerd politieagenten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te doden dan wel heeft geprobeerd hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dit zou hebben plaatsgevonden tijdens de achtervolging van de Volkswagen Golf, nadat deze auto met gestolen kentekenplaten erop was gesignaleerd bij [bedrijf] , vlak na de melding van een mogelijke inbraak bij dit bedrijf.
Betrokkenheid verdachte
Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verdachte herkend als de bestuurder van de Volkswagen Golf. Gelet op het door de verdediging gevoerde verweer dient de rechtbank allereerst te beoordelen of deze herkenning voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te gebruiken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] van 20 november 2022 blijkt dat zij als bijrijder in het politievoertuig zat en de Volkswagen Golf op enig moment naast haar reed. Op het moment dat de bestuurder van de Volkswagen Golf op het politievoertuig instuurde, kon zij de bestuurder in zijn ogen aankijken. Zij zag de indringende, stalen blik van de bestuurder. Zeer kort na de achtervolging herkende [slachtoffer 2] één van de aangehouden verdachten als de bestuurder. Zij herkende hem aan de blik in zijn ogen en zijn gezichtsvorm. De rechtbank acht deze herkenning door [slachtoffer 2] betrouwbaar. Door de achtervolging verkeerde [slachtoffer 2] namelijk in opperste staat van alertheid. Zij zat als bijrijder in het politievoertuig, waardoor zij gefocust was – en kon zijn – op de bestuurder. Daar komt bij dat – omdat de Volkswagen Golf naast haar reed – zij goed zicht had op de Volkswagen Golf en in dat voertuig kon kijken, zodat zij de bestuurder goed heeft kunnen waarnemen.
Door de verdediging is in dit verband het rapport van dr. [rechtspsycholoog 1] en prof. dr. [rechtspsycholoog 2] , beiden rechtspsycholoog en verbonden aan Maastricht University, van 1 maart 2023 aangehaald. De conclusie van dit rapport is dat de herkenning door [slachtoffer 2] mogelijk niet valide is. Dit met name omdat de wegverlichting ten tijde van de waarneming niet optimaal was en [slachtoffer 2] de bestuurder slechts kort heeft gezien. Ook zou bij [slachtoffer 2] sprake zijn geweest van een verwachtingseffect en varieert haar beschrijving van de bestuurder in de mate van detail.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij de herkenning door [slachtoffer 2] volgens de aangifte van 20 november 2022 betrouwbaar acht. Zij is van oordeel dat het rapport van Maastricht University onvoldoende gewicht in de schaal legt om daar anders over te oordelen. Het rapport is te algemeen theoretisch en te weinig toegespitst op deze zaak en de van belang zijnde omstandigheden. Zo is niet bekeken hoe de verlichtingsomstandigheden ter plaatse precies waren, anders dan door het benoemen van de bodycambeelden die zijn gemaakt toen de achtervolging al enige tijd gaande was, maar wordt wel geconcludeerd dat de waarnemingsomstandigheden niet optimaal waren omdat het donker was. Voorts wordt niet meegenomen de opmerking van [slachtoffer 2] dat zij door de optische signalen van het politievoertuig juist goed zicht had op de bestuurder en de bestuurder bijna op haar schoot zat tijdens een van de momenten waarop door de Volkswagen Golf ingestuurd werd op het politievoertuig. Ook houden de opstellers van het rapport onvoldoende rekening met het feit dat [slachtoffer 2] in opperste staat van alertheid verkeerde, niet de politieauto bestuurde en juist daardoor de gelegenheid had om de bestuurder goed waar te nemen. Bovendien herkende [slachtoffer 2] verdachte zeer kort na de achtervolging als de bestuurder aan specifieke uiterlijke kenmerken van verdachte. De rechtbank gaat er gelet daarop van uit dat bij [slachtoffer 2] op dat moment sprake is geweest van een
realistischeherkenning en niet een
te verwachtenherkenning.
Concluderend komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat verdachte de bestuurder is geweest van de Volkswagen Golf.
Feit 1: poging tot doodslag c.q. poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, terwijl hij reed met een snelheid van 70 kilometer per uur, op het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten, heeft ingestuurd en hen daarbij heeft geraakt. Daarnaast kan worden vastgesteld dat verdachte op de snelweg reed met snelheden van boven de 200 kilometer per uur en dat hij het politievoertuig heeft afgesneden en, terwijl hij voor het politievoertuig reed, hard heeft geremd. Hierdoor moesten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hard remmen om een botsing te voorkomen.
De vraag die moet worden beantwoord is of voornoemd handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag of een poging tot zware mishandeling. Daartoe moet worden vastgesteld of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van de aangevers of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangevers.
Poging tot doodslag?
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden. Er kan echter ook sprake zijn van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet geldt dat sprake moet zijn van een bewuste aanvaarding door verdachte van de aanmerkelijke kans op het gevolg. De beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte op het politievoertuig heeft ingestuurd, het politievoertuig heeft afgesneden en, terwijl hij voor het voertuig reed, hard heeft geremd. Onder bepaalde omstandigheden kan dit rijgedrag van verdachte de aanmerkelijke kans in het leven roepen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg daarvan komen te overlijden. Daarvoor is onder andere van belang op wat voor soort weg het incident zich heeft afgespeeld, hoe druk het op de weg was en hoe overzichtelijk de weg was op dat moment. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om deze omstandigheden te beoordelen, te meer nu geen sprake is geweest van een frontale botsing, maar van een aanrijding tussen voertuigen die in dezelfde richting bewegen. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Poging tot zware mishandeling?
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ook hier is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van vol opzet daarop. Door met 70 kilometer per uur in te sturen op het politievoertuig en door met snelheden van 200 kilometer per uur plotseling hard te remmen en het politievoertuig af te snijden, bestond echter naar algemene ervaringsregels wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Immers ontstaat dan de reële kans dat een ongeval wordt veroorzaakt, waarbij – gelet op de hoge snelheden en de te verwachten impact van een botsing in een dergelijke situatie – een eveneens reële kans bestaat dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar gewond zouden raken. Door dergelijk gevaarlijk rijgedrag te vertonen terwijl verdachte, na het plegen van diverse inbraken en na een ondernomen poging om in te breken bij [bedrijf] , op de vlucht was voor de politie en er alles aan deed om aan de politie te ontkomen, heeft verdachte die kans ook bewust aanvaard. De rechtbank acht de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2: poging tot doodslag c.q. poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 3]
De rechtbank constateert dat verbalisant [slachtoffer 3] in zijn aangifte het volgende heeft verklaard:
“Ik reed schuin linksachter de vrachtwagen en ík zag dat de Volkswagen op dezelfde hoogte naast mij reed op de rechterrijbaan. Ik zag dat de bestuurder opzettelijk
scherp instuurde naar mijn voertuig. (…) Ik stuurde naar links om hem te ontwijken, waarbij de Volkswagen nog net tussen mij en de vrachtwagen door reed”.In het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] van 20 november 2022 verklaart [slachtoffer 3] het volgende: “
Ik bemerkte dat net voor de vrachtwagen de Golf ineens scherp naar links stuurde richting mijn dienstauto. (…) Ik zag dat de witte Volkswagen Golf vervolgens net voor mijn dienstvoertuig scherp naar links stuurde en vervolgens zijn snelheid weer verhoogde”.De rechtbank constateert dat de door [slachtoffer 3] beschreven gedragingen van verdachte niet terugkomen in het verwijt dat verdachte in de tenlastelegging wordt gemaakt. Aan verdachte is namelijk ten laste gelegd dat hij met hoge snelheid meermalen hard heeft geremd, terwijl [slachtoffer 3] achter hem reed en/of dat hij [slachtoffer 3] heeft afgesneden, waardoor [slachtoffer 3] hard moest remmen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de gedachtestreepjes die in de tenlastelegging staan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Conclusie
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 1). Zij acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal van kentekenplaten (feit 2) en twee inbraken (feiten 3 en 4).
Verdachte zal worden vrijgesproken van de poging tot doodslag op c.q. poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 3] (feit 2).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 19 november 2022 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijkzwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto:
- met aanzienlijke snelheid naast het politiedienstvoertuig is gaan rijden waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden en tegen die auto is gereden en
- terwijl met hoge snelheid op de snelweg werd gereden meermalen hard heeft geremd, terwijl de politieauto waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden dicht achter hem reed, waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook hard moesten remmen om een aanrijding te voorkomen en
- terwijl met hoge snelheid op de snelweg werd gereden de politieauto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden, meermalen heeft afgesneden waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hard moesten remmen om een aanrijding te voorkomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 19 november 2022 te Breda tezamen en in vereniging met anderen meerdere kentekenplaten die aan [naam 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
op 19 november 2022 te Weert tezamen en in vereniging met een of meer anderen een Accu spreider (merk Weber Rescue type SPS270) en meerdere accu's, die aan Brandweer Weert toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak;
5
op 19 november 2022 te Nederweert tezamen en in vereniging met een of meer anderen een elektrische spreider (merk Weber, type E-force SPS270) die aan Brandweer Nederweert toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de feiten 2, 3 en 4, bepleit de verdediging gelet op de Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS)-oriëntatiepunten een taakstraf op te leggen. Mocht de rechtbank een gevangenisstraf meer passend achten, dan wordt verzocht de duur daarvan gelijk te stellen aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op één dag schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Hij is op 19 november 2022 samen met anderen vanuit Duitsland naar Nederland gereden. Zij hebben allereerst heel vroeg in de ochtend een inbraak gepleegd bij de brandweerkazerne in Weert. Vervolgens hebben zij ’s avonds een inbraak gepleegd bij de brandweerkazerne in Nederweert. Bij deze twee inbraken heeft verdachte twee accuspreiders en meerdere accu’s weggenomen. De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten. Dit omdat inbraken vaak flinke schade veroorzaken bij de slachtoffers, maar vooral ook omdat verdachte heeft ingebroken bij twee brandweerkazernes. De accuspreiders en accu’s die verdachte daarbij heeft weggenomen, betreffen gereedschap dat is bedoeld om mensen te helpen die in nood verkeren.
Na de inbraak bij de brandweerkazerne in Nederweert is verdachte doorgereden naar Breda om daar vervolgens twee kentekenplaten te stelen van een Fiat 500. Dit heeft verdachte gedaan zodat hij niet gepakt zou worden voor de twee inbraken die hij daarvoor had gepleegd en die hij daarna nog wilde plegen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de inbraken en diefstal op deze wijze heeft gepland en dus doelbewust op pad is gegaan.
Vervolgens is verdachte in een auto gevlucht voor de politie. Verdachte heeft er tijdens deze vlucht alles aan gedaan om aan de politie te ontkomen. Dat heeft ertoe geleid dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van twee politieagenten. Verdachte heeft met zijn auto ingestuurd op het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten. Ook heeft verdachte terwijl hij met hoge snelheid voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reed plotseling hard geremd. Hiermee heeft verdachte zeer gevaarlijk rijgedrag getoond en zijn auto als wapen gebruikt. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank ook mee dat de poging tot zware mishandeling was gericht tegen politieagenten, die hun werk doen voor de samenleving en zich door het handelen van verdachte angstig hebben gevoeld. Dit blijkt ook uit de vorderingen tot schadevergoeding die zij hebben ingediend. Zij vreesden voor hun leven en beseffen dat zij geluk hebben gehad en het heel anders had kunnen aflopen. Verdachte heeft met zijn handelen het openbaar gezag op onaanvaardbare wijze ondermijnd.
De rechtbank weegt verder in het nadeel van verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en de daarmee aangerichte materiële en immateriële schade. Verdachte blijft tegen beter weten in verklaren dat hij van de diefstal en twee inbraken niets weet. Ook blijft verdachte ontkennen dat hij de bestuurder was van de Volkswagen Golf.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Zij zal een fors lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd omdat zij tot een andere en lichtere bewezenverklaring komt. Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 918,00 aan immateriële schade voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 918,00 aan immateriële schade voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van bovenstaande toegekende schadebedragen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over de toegewezen schadebedragen de wettelijke rente toewijzen, steeds gerekend vanaf 19 november 2022.
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 918,00 aan immateriële schade voor feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen iPhone aan verdachte, aangezien dat voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 302, 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 4:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 5:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Apple iPhone (omschrijving: G2533875);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 918,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] (feit 1), € 918,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 18 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 918,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] (feit 1), € 918,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 18 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. M.E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2023.
Mr. T.M. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.