ECLI:NL:RBZWB:2023:8115

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1972
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 11 oktober 2022 besloten de uitkering van eiseres te beëindigen, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft op 6 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten, ondanks haar psychische problemen.

Eiseres had aangevoerd dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar situatie te verduidelijken tijdens de hoorzitting, omdat de uitnodiging niet correct was verzonden. De rechtbank erkent deze schending van de hoorplicht, maar oordeelt dat eiseres niet benadeeld is, aangezien zij haar gronden voldoende heeft kunnen toelichten in de beroepsprocedure.

De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld en concludeert dat deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiseres had twijfels over de juistheid van deze rapportages, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd hebben waarom eiseres geschikt is voor haar eigen arbeid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 11 oktober 2022 rechtmatig is. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1972 ZW

uitspraak van 17 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. R.S. Vriend,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 11 oktober 2022 (primair besluit)
de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 11 oktober 2022. Met het bestreden besluit van 13 februari 2023 is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en [naam] namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 11 oktober 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster. Zij heeft zich, terwijl zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, vanwege psychische problemen ziekgemeld per 2 februari 2022, waarna aan haar een ZW-uitkering is toegekend.
Per 1 maart 2022 is deze uitkering beëindigd. Eiseres heeft zich op 8 maart 2022 opnieuw ziekgemeld. Vervolgens is een ZW-uitkering aan eiseres toegekend per 4 april 2022.
3.3
De rechtbank stelt vast dat het werk als schoonmaakster als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
Schending hoorplicht
4. Eiseres heeft aangevoerd dat de uitnodiging voor de hoorzitting niet door haar of haar bewindvoerder is ontvangen. Eiseres is hierdoor niet in gelegenheid geweest om haar persoonlijke situatie en omstandigheden verder aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) te verduidelijken. Het UWV heeft daardoor gehandeld in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.1
Het UWV heeft ter zitting erkend dat de uitnodiging niet aangetekend is verzonden en dat geen deugdelijke verzendadministratie is bijgehouden. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de uitnodiging daadwerkelijk naar het adres van eiseres en naar het adres van haar bewindvoerder is verstuurd en dat eiseres aldus bekend was wanneer de hoorzitting zou plaatsvinden. Dat dit de bewindvoerder wel tot tweemaal toe in een telefoongesprek zou zijn gemeld, zoals het UWV ter zitting heeft gesteld, doet daaraan niet af, omdat niet vaststaat dat de bewindvoerder eiseres daarvan vervolgens ook op de hoogte heeft gebracht.
4.2
De rechtbank overweegt dat eiseres terecht stelt dat het UWV haar in strijd met de Awb niet mondeling heeft gehoord. De rechtbank is echter van oordeel dat niet aannemelijk is dat eiseres hierdoor is benadeeld. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres voldoende in de gelegenheid is geweest om in de beroepsprocedure haar gronden kenbaar te maken en ter zitting persoonlijk haar verhaal te doen. De verzekeringsarts b&b heeft in reactie op de beroepsgronden een rapportage opgesteld. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Awb geen gevolgen verbinden aan de schending van de hoorplicht.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Eiseres meent dat het UWV op basis van onvolledige en onjuiste informatie de medische rapportages heeft opgesteld. De rapportages van de verzekeringsarts en verzekeringsarts b&b zijn volgens eiseres onvolledig en onjuist. Het UWV heeft nagelaten navraag te doen bij de verzekeringsarts over de duur van het spreekuur. Verder is het ingebrachte rapport van [verzekeringsarts] ( [verzekeringsarts] ) van 9 november 2022 door het UWV terzijde gelegd met de mededeling dat daarin slechts zeer summier is onderbouwd waarom eiseres niet in staat is om arbeid te verrichten, terwijl de onderbouwing door de verzekeringsarts van het UWV op eenzelfde wijze summier is. Gezien het feit dat het rapport van [verzekeringsarts] haaks staat op het rapport van de verzekeringsarts had het op de weg van het UWV gelegen om bij [verzekeringsarts] navraag te doen over de wijze waarop dit rapport tot stand is gekomen. Tot slot wordt door het UWV met de stelling dat werken een positief effect heeft op de klachtbeleving voorbij gegaan aan het feit dat eiseres dan nog verder vermoeid zal raken, omdat zij gedurende de uren die zij werkt fysieke arbeid moet verrichten en daarbij in een constante staat van paraatheid/angst verkeert. Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres een brief van [GZ-psycholoog] ( [GZ-psycholoog] ) van 16 januari 2023 en een e-mail van [psycholoog] ( [psycholoog] ) van 25 september 2023 overgelegd.
5.1
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres bestudeerd en haar gezien op het spreekuur, waarbij hij psychisch onderzoek heeft verricht. Volgens de verzekeringsarts is vanuit het perspectief van eiseres invoelbaar dat zij geen mogelijkheden voor werk ziet, maar medisch gezien is er geen contra-indicatie voor werk. Wel gelden er beperkingen ten opzichte van normaal functioneren. De daadwerkelijke belasting van de maatstaf valt echter binnen de belastbaarheid van eiseres. De conclusie van de verzekeringsarts luidt daarom dat, hoewel er sprake is van beperkingen voor arbeid, eiseres geschikt is voor haar maatstaf.
De verzekeringsarts b&b heeft, na bestudering van het dossier van eiseres en de door haar overgelegde rapportage van [verzekeringsarts] , vastgesteld dat er geen aanleiding is om het standpunt van de verzekeringsarts te herzien. De beroepsgronden geven volgens de verzekeringsarts b&b evenmin aanleiding om het in bezwaar ingenomen standpunt te wijzigen.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Dat de verzekeringsarts b&b eiseres niet zelf heeft onderzocht, betekent niet dat het medisch onderzoek daardoor onzorgvuldig is geweest. Naar vaste rechtspraak [1] kan de enkele omstandigheid dat een zelfstandig medisch onderzoek door een verzekeringsarts b&b achterwege is gebleven niet leiden tot de conclusie dat reeds daarom sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming in bezwaar. In dit verband hecht de rechtbank waarde aan het feit dat eiseres door de verzekeringsarts wel is gezien en is onderzocht op het spreekuur. Bovendien heeft de verzekeringsarts b&b uiteengezet waarom ook zonder een fysiek spreekuur op basis van de beschikbare informatie een oordeel kan worden geveld over de belastbaarheid van eiseres. Op basis van het vorenstaande vormt de niet verhoorde wens van eiseres om onderzocht/gezien te worden door een verzekeringsarts b&b onvoldoende reden om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten.
Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder vermoeidheid en psychische problemen. Verder hebben de verzekeringsartsen naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom zij van mening zijn dat eiseres met deze klachten toch geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen, ook niet naar aanleiding van de informatie van [GZ-psycholoog] van 16 januari 2023 en de e-mail van [psycholoog] van 25 september 2023 die eiseres in beroep heeft overgelegd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts b&b de informatie van [GZ-psycholoog] heeft meegewogen bij zijn beoordeling van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres voor arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b voldoende toegelicht waarom deze informatie geen nieuwe gezichtspunten biedt. Ten aanzien van de informatie van [psycholoog] overweegt de rechtbank dat deze geen nieuwe gezichtspunten bevat ten aanzien van de belastbaarheid van eiseres ten tijde van de datum in geding.
In hetgeen eiseres voor het overige heeft aangevoerd ziet de rechtbank ook geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten of de conclusies van de verzekeringsartsen voor onjuist te houden. Het verzoek van eiseres om het UWV haar alsnog op te laten roepen voor het spreekuur bij de verzekeringsarts b&b wordt dan ook afgewezen.
5.3
Net als het UWV heeft de rechtbank begrip voor de complexe situatie van eiseres, maar dit maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij niet in staat kan worden geacht om per 11 oktober 2022 haar arbeid te verrichten.

Conclusie en gevolgen

6.1
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 11 oktober 2022.
6.2
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage - wettelijk kader

Ziektewet (ZW)
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Awb stelt een bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 22 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3340.