Op 1 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleegzorgvoorziening te verlengen voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor vier maanden, tot 3 maart 2024, en het resterende deel van het verzoek aangehouden voor een nieuwe mondelinge behandeling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige] belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat [minderjarige] momenteel bij zijn oma verblijft. De GI heeft in haar advies aangegeven dat er zorgen zijn over de situatie van de moeder, die nog steeds blowt en niet open is over haar relatie met de vader. De onderlinge verstandhouding tussen de moeder en de oma is slecht, wat de terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder bemoeilijkt. De kinderrechter heeft de betrokkenen, waaronder de moeder, de vader en de oma, gehoord en vastgesteld dat zij allen instemmen met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.
De kinderrechter heeft benadrukt dat er duidelijkheid moet komen over het perspectief van [minderjarige] en dat de GI tijd nodig heeft om dit te onderzoeken. De beslissing om de machtiging te verlengen is genomen in het belang van [minderjarige], zodat hij de nodige stabiliteit en zorg kan ontvangen. De kinderrechter heeft de GI verzocht om betrokkenen schriftelijk te informeren over de voortgang van de zaak en heeft een nieuwe mondelinge behandeling gepland voor uiterlijk 5 februari 2024.