ECLI:NL:RBZWB:2023:8032

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
02-320861-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak en bezit van explosieven

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak en het bezit van explosieven. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd in de PI Rotterdam, werd bijgestaan door raadsman mr. A.A. Boersma. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak en het voorhanden hebben van een hoeveelheid flitspoeder, dat als explosief kan worden gebruikt.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan beide feiten. De bewijsmiddelen, waaronder telefoongegevens en getuigenverklaringen, wezen op een nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de explosieven die hij vervoerde, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat de verdachte dacht dat hij drugs vervoerde, gezien de omstandigheden en de aard van de goederen die in zijn auto werden aangetroffen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico dat de verdachte had genomen door met explosieven rond te rijden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 21 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-320861-22
vonnis van de meervoudige kamer van 21 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994, te [geboorteplaats], [land],
thans gedetineerd in de PI Rotterdam, Professor Jonkersweg 7, 3041 JL Rotterdam,
raadsman mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor een plofkraak;
feit 2:een hoeveelheid flitspoeder dat als explosief kan worden gebruikt, in zijn bezit had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van feit 1 is hij van mening dat is voldaan aan de objectieve en subjectieve component van de voorbereidingshandelingen. Objectief gezien is duidelijk dat de combinatie van de aangetroffen goederen in de auto van verdachte (de pakketten met flitspoeder) met die in de auto van de [medeverdachte 1] (onder andere een 9 Volt batterij), mede gelet op het rapport van het NFI, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm bedoeld is om een plofkraak mee te plegen. Verdachte heeft ook de intentie gehad om dit te doen, zodat ook aan de subjectieve component is voldaan. Het verhaal van verdachte dat hij dacht dat hij enkel drugs zou vervoeren, is niet verifieerbaar en niet aannemelijk geworden. Er is ook sprake van medeplegen. Hij heeft voor en tijdens de autorit contact gehad met [medeverdachte 1]. Op de telefoon van verdachte zijn filmpjes van plofkraken bekeken. Feit 2, het bezit van een hoeveelheid flitspoeder, is gelet op het voorgaande, eveneens wettig en overtuigend bewezen. Hierbij kan slechts één pakket bewezen worden, gelet op de inhoud van het NFI-rapport.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van beide feiten. De verklaring van verdachte dat hij dacht dat hij twee kilo hasj vervoerde,
is aannemelijk. De vuilniszak waarin de pakketten zaten, bevond zich in de kofferbak. De vuilniszak was afgesloten en de inhoud kon pas worden bekeken toen de vuilniszak open werd gemaakt. Deze verpakkingswijze maakt dat de inhoud van de vuilniszak niet te zien was en dat ook geprobeerd is de inhoud te verhullen. Er is dus niet vast te stellen dat verdachte wist dat hij explosieven vervoerde. De foto van de auto en de chats over ID-bewijzen, wapens en drugs stonden op de telefoon van [medeverdachte 1] en verdachte heeft daar niets mee te maken. De auto is hem ter beschikking gesteld. De zoekopdrachten op de telefoon zijn in het Nederlands gedaan en verdachte spreekt geen Nederlands dus dat kan hij niet zelf hebben gedaan. Dat verdachte de goederen uit de auto van de medeverdachte voorhanden zou hebben gehad blijkt nergens uit. Verdachte heeft kortom niet het opzet, al dan niet voorwaardelijk, gehad op de voorbereidingshandelingen en de aanwezigheid van de pakketten. Er is een contra-indicatie die juist wijst op het feit dat verdachte niet wist wat hij vervoerde. Immers, het pakket lag in de achterbak en dat is een zeer gevaarlijke plaats om een dergelijk pakket te vervoeren omdat bij een aanrijding/botsing een groot risico op ontploffing zou bestaan. Verdachte zou dit risico niet zomaar lopen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een ontploffing (feit 1; de plofkraak) en verboden wapenbezit (feit 2). Verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd.
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten vast.
Verdachte is op 7 december 2022 in de ochtend in Amsterdam aangekomen. Volgens zijn telefoongegevens was hij in ieder geval om 09:19:40 uur op de Voetbalstraat in Amsterdam en tot 20.51 uur werd zijn telefoon nog in Amsterdam getraceerd.
Op 7 december omstreeks 22.40 uur hield de politie ter hoogte van Werkendam een Volkswagen Polo met Frans [kenteken] aan. In deze auto bevonden zich twee personen, te weten medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De auto werd gecontroleerd en in de auto werden een tas met een donkerkleurig regenpak, een bivakmuts en een hoofdlamp aangetroffen. In de rechterjaszak van [medeverdachte 2] werd een 9 Volt batterij aangetroffen die nog in de verpakking zat. De auto mocht na de controle door de politie door rijden. Enkele minuten later hoorden de agenten die net daarvoor de Volkwagen Polo hadden aangehouden en weer door hadden laten rijden, dat er een Renault Clio met Frans kenteken was aangehouden. De Renault reed op elf minuten afstand van voornoemde Volkswagen Polo. In die Renault Clio, die om 22.54 uur bij knooppunt Hooipolder werd aangehouden, reed verdachte. Verdachte probeerde zich te onttrekken aan de aanhouding door snelheid te vermeerderen en zijn verlichting te doven. Uiteindelijk werd verdachte aangehouden. In de Renault Clio werd in de kofferbak een dichte vuilniszak aangetroffen met daarin een opgerold netsnoer en een aantal ingetapete pakketten, die door de verbalisant werden herkend als explosieven die worden gebruikt voor het plegen van plofkraken op geldautomaten.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist dat hij deze pakketten vervoerde. Hij moest twee kilo hasj vervoeren om zijn gokschulden af te betalen. Hij heeft verklaard dat hij overdag op diverse locaties in Amsterdam in gezelschap van [medeverdachte 1] heeft verbleven en in de avond richting Breda is gereden, waar hij de hasj moest afleveren. [medeverdachte 1] reed in een andere auto dan verdachte en er was volgens verdachte tijdens de rit contact over de te rijden route. Verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van de explosieven in de auto en hij ontkent betrokken te zijn geweest bij de hem verweten voorbereidingshandelingen.
Wetenschap
Uitgangspunt is dat een bestuurder weet wat hij vervoert. Dat verdachte meende hasj te vervoeren, acht de rechtbank niet aannemelijk. Immers, verdachte heeft steeds wisselend verklaard over het bedrag dat hij zou krijgen voor het vermeende vervoer van de twee kilo hasj. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij € 6.000,= tot € 7.000,= zou krijgen en ter zitting heeft hij dit bedrag naar beneden bijgesteld naar € 3.000,=. Gelet op de relatief geringe waarde van twee kilogram hasj lijken deze bedragen een buitensporige vergoeding voor dit vervoer. Daarbij was er slechts een klein risico dat verdachte nam door de hasj binnen Nederland te vervoeren, namelijk van Amsterdam naar Breda, waartoe een dergelijke vergoeding niet in verhouding staat. Het is eveneens niet aannemelijk dat je voor het vervoer binnen Nederland over een traject van circa 100 kilometer iemand helemaal uit Frankrijk laat komen. Ten slotte acht de rechtbank het uitermate onwaarschijnlijk dat bij het vervoer van explosieven bestemd voor een of meerdere plofkraken, een volstrekt onwetende chauffeur wordt ingezet. Op grond van algemene ervaringsregels gaat de rechtbank ervan uit dat degene die bij het vervoer van zo’n gevaarlijke lading wordt betrokken, daarover wordt geïnformeerd en geïnstrueerd, ook om het risico van ontdekking zoveel mogelijk te beperken. Daar komt nog eens bij dat uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat er -weliswaar in het Nederlands- diezelfde dag zoekopdrachten zijn gedaan die linken aan filmpjes van plofkraken. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat hij explosieven vervoerde.
Medeplegen
Volgens de telefoongegevens van [medeverdachte 1], die uit dezelfde plaats in Frankrijk komt als verdachte, en van verdachte, zijn zij gedurende de dag in Amsterdam op dezelfde plaatsen geweest en hebben zij die dag dus -in ieder geval grotendeels – samen doorgebracht. In de telefoon van verdachte is een chatgesprek gevonden waarbij verdachte omstreeks 21.41 uur (gecorrigeerde tijd 22.41 uur) berichten ontving van [medeverdachte 1], waarin deze verdachte waarschuwt voor de politie en waarbij hij aangeeft dat hij net daarvoor was aangehouden. [medeverdachte 1] stuurde daarbij foto’s van de desbetreffende agenten mee. [medeverdachte 1] reed op korte afstand van verdachte, had tijdens het rijden dus contact met verdachte en vervoerde met [medeverdachte 2] de voor de ontsteking van de bij verdachte aangetroffen explosieven benodigde batterij. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten. In de telefoon van [medeverdachte 1] is voorts een foto van de rode Renault Clio aangetroffen waarvan niet betwist is dat dit de auto is waarin verdachte reed. Bij deze Renault Clio staat de tekst “niet traceerbaar, 2000 euro”. Nu deze rode Renault Clio ook daadwerkelijk is gebruikt om de pakketten mee te vervoeren, blijkt des te meer dat er van samenwerking tussen verdachte en medeverdachten sprake is geweest.
Opzet
De pakketten in de vuilniszak in de auto van verdachte, de aangetroffen voorwerpen in de auto waarin [medeverdachte 1] reed (het netsnoer, het regenpak, de bivakmuts en de hoofdlamp) en de onder [medeverdachte 2] aangetroffen 9 Volt batterij waren, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, gezamenlijk en in onderling verband gezien, bestemd voor het teweegbrengen van een ontploffing, zoals het plegen van een plofkraak of het veroorzaken van een andersoortige explosie. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat het opzet van de verdachte ook daarop was gericht.
Dit maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak (feit 1) en het voorhanden hebben van explosieven (feit 2). Hoewel het NFI heeft vastgesteld dat pakket 1 een deugdelijke explosieve lading heeft bevat en dat voor de pakketten 2 en 3 geen aanwijzingen zijn verkregen voor een explosieve lading, is de rechtbank van oordeel dat ook deze twee pakketten explosieve lading moeten hebben bevat. De rechtbank stelt vast dat volgens het rapport van het NFI de drie pakketten er exact hetzelfde uitzagen en op dezelfde manier waren gemaakt. Op de röntgenopnamen van de drie pakketten is namelijk te zien hoe het elektrasnoer bij alle drie doorloopt tot diep in het pakket en dat in het pakket aan het
eind van elk snoer steeds een object is gekoppeld dat oogt als een gloeipil. Een gloeipil is een ontsteker die geschikt is voor explosieve ladingen die met vuur tot ontploffing gebracht kunnen worden. Om een gloeipil te activeren hoeft er alleen maar kort een stroombron tegen de blootgelegde aders van het elektrasnoer gehouden te worden. Een 9 Volt batterij is hiervoor geschikt. Ook is op deze röntgenopnamen te zien dat de pakketten geheel gevuld zijn met een homogeen ogende substantie. Ook heeft het NFI nadrukkelijk als kanttekening bij het onderzoek geplaatst dat - hoewel aanwijzingen voor een explosieve lading ontbreken – dit niet zegt dat die er niet was omdat deze resten ook door de gecontroleerd teweeg gebrachte ontploffing kunnen zijn verdwenen. Onder deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat ook in de pakketten 2 en 3 explosieve lading heeft gezeten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte drie pakketten met explosieve lading in zijn bezit heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
omstreeks 8 december 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, , ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing (de zogenaamde plof kraak) waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of personen te duchten is (ex artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk
- meerdere zoekopdrachten heeft uitgevoerd naar incidenten gerelateerd aan het tot ontploffing brengen van explosieven en
- een voertuig (Renault Clio) te regelen die via telegram werd aangeboden als "niet traceerbaar", en
- de volgende goederen bestemd tot het begaan van voornoemd misdrijf heeft voorhanden gehad;
- een (fascia)pakket (van ongeveer 1500 gram met daaraan een bevestigde kabel) met daarin een hoeveelheid flitspoeder (bestaande uit een hoeveelheid aluminium poeder en een hoeveelheid kaliumperchloraat) en
- twee (fascia)pakketten (van ongeveer 600 gram per stuk met daaraan bevestigde kabels) met daarin een hoeveelheid flitspoeder/explosieven en
- een netsnoer en
- een (9volt) batterij en
- een regenpak en
- een bivakmuts en
- een hoofdlamp
bestemd tot het begaan van voornoemd misdrijf, voorhanden heeft gehad;
2.
omstreeks 8 december 2022 in Nederland een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een pakket met een hoeveelheid flitspoeder (ongeveer 1500 gram), bestaande uit een hoeveelheid aluminium poeder en een hoeveelheid kaliumperchloraat en twee pakketten (per stuk ongeveer 600 gram) bestaande uit een hoeveelheid flitspoeder/explosieven, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing,
zijnde geen explosief voor civiel gebruik, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de betoogde vrijspraak dient geen straf te worden opgelegd. Subsidiair is bepleit dat normaliter voor dit soort zaken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 tot 12 maanden passend is en in dit geval een straf gelijk aan voorarrest passend is. Eventueel kan een voorwaardelijk deel worden opgelegd, gelet op de schulden die verdachte heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing, zeer waarschijnlijk een plofkraak. Hij heeft daarnaast rondgereden met drie krachtige explosieven die tot ontploffing hadden kunnen komen. Dit zijn ernstige feiten die in de samenleving kunnen leiden tot onrust en gevoelens van onveiligheid. Ontploffingen richten doorgaans een grote ravage aan en veroorzaken veel materiële schade. Afhankelijk van de plaats waar de ontploffing plaatsvindt, is daarnaast ook gevaar voor (dodelijk) letsel voor personen te duchten.
Gelet op de combinatie van de goederen, te weten het feit dat verdachte de pakketten met flitspoeder vervoerde en de medeverdachten in een andere auto een 9 Volt batterij vervoerden die bij gezamenlijk gebruik een dergelijke ontploffing kunnen veroorzaken, houdt de rechtbank het ervoor dat dit zeer georganiseerd was. Wat dit feit des te ernstiger maakt, is dat verdachte met deze zware explosieven zonder bescherming in zijn auto rondreed en daarbij extra gevaar veroorzaakt heeft door weg te rijden van de politie en zijn licht te doven terwijl het donker was. Hiermee heeft hij het risico op de koop toe genomen dat er een ernstige ontploffing zou ontstaan bij een ongeluk met gevaar voor andere, onschuldige verkeersdeelnemers tot gevolg. Dit acht de rechtbank strafverzwarend.
Uit de proceshouding van de verdachte blijkt bovendien dat hij geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn gedrag. Hij heeft daarentegen tegen beter weten in een onaannemelijke verklaring afgelegd over het vervoer van drugs. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat hij zich kennelijk geen rekenschap heeft gegeven van het gevaar dat hij heeft kunnen veroorzaken.
Gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die normaliter voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft geen strafblad. Er is sprake van een grote schuldenproblematiek bij verdachte en dat maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank risico bestaat dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen om zijn schuldenlast te verminderen. Om die reden zal de rechtbank naast een onvoorwaardelijke straf ook een voorwaardelijke straf met een proeftijd van 2 jaar opleggen, opdat verdachte ervan weerhouden wordt zich binnen de proeftijd nogmaals schuldig te maken aan een strafbaar feit. Alles afwegend legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van:
feit 1:medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, en
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: G2534475 (Iphone), Zwart, merk: Apple);
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. M.E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 november 2023.
Mrs. Martens en De Boer zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.