ECLI:NL:RBZWB:2023:7999
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren tegen loonheffing en vrijstellingsverzoeken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2023, wordt de ontvankelijkheid van de bezwaren van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de ingehouden loonheffing van 2012 tot en met 2021, maar de rechtbank oordeelt dat de bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat deze te laat zijn ingediend. De rechtbank baseert zich op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer de beroepen kennelijk ongegrond zijn.
De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet tijdig waren ingediend. De rechtbank bevestigt dit oordeel en stelt vast dat de termijn voor het indienen van bezwaren niet verschoonbaar is. De belanghebbende had op 2 december 2021 verzocht om vrijstelling van loonheffingen, maar dit verzoek werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend.
De rechtbank legt uit dat voor het belastingrecht bijzondere regels gelden die afwijken van de Awb, zoals vastgelegd in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank concludeert dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat de beroepen ongegrond zijn. De uitspraken op bezwaar blijven daarmee in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.