In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de navorderingsaanslag erfbelasting 2018 behandeld. De rechtbank oordeelt dat zij kennelijk onbevoegd is om het beroep te behandelen, omdat de belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen de navorderingsaanslag. De navorderingsaanslag, die betrekking heeft op de nalatenschap van de heer [erflater], is vastgesteld op 30 december 2021. De inspecteur heeft aangegeven dat andere erfgenamen wel bezwaar hebben gemaakt, maar de belanghebbende niet. Hierdoor is de brief van de inspecteur van 3 juni 2022, waarin de navorderingsaanslag werd verminderd, geen voor beroep vatbare beslissing, maar een ambtshalve genomen besluit.
De rechtbank wijst erop dat, hoewel de brief van de inspecteur in de vorm van een uitspraak op bezwaar is gegoten en een rechtsmiddelenverwijzing bevat, dit niet verandert aan het feit dat de rechtbank onbevoegd is. De rechtbank concludeert dat het beroep niet ontvankelijk is bij de belastingrechter, maar dat de belanghebbende wel beroep kan instellen bij de burgerlijke rechter. Desondanks beslist de rechtbank dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moet vergoeden, omdat de beslissing van de inspecteur in de vorm van een uitspraak op bezwaar is gedaan.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.