ECLI:NL:RBZWB:2023:7930

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2684
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser had op 18 februari 2022 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op 9 augustus 2022, omdat eiser per 13 mei 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar op 28 maart 2023 ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 12 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank heeft de medische rapportages van het UWV beoordeeld, waaruit bleek dat eiser sinds 2013 depressieve klachten heeft en dat zijn arbeidsongeschiktheid op dat moment werd vastgesteld op 24,47%. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zijn beperkingen en belastbaarheid correct zijn vastgesteld.

De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapportages van de (verzekerings)artsen voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft geen objectieve bewijsstukken overgelegd die zijn stelling dat zijn beperkingen onderschat zijn, onderbouwen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de geselecteerde functies voor eiser passend zijn en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2684 WIA

uitspraak van 17 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [plaats], eiser,

gemachtigde: mr. B. Çiçek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 9 augustus 2022 (primair besluit) geweigerd per 13 mei 2022 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 28 maart 2023 (bestreden besluit) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Dit betekent dat eiser geen gelijk heeft gekregen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en namens het UWV mr. M.B.A. van Grinsven.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per
13 mei 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% (24,47%) arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht per 13 mei 2022 heeft geweigerd aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3.
Eiser werkte als monteur telecommunicatie voor gemiddeld 39,77 uur per week. Hiervoor is hij op 15 mei 2020 uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten. Na eerdere uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Werkloosheidswet (WW) heeft eiser op 18 februari 2022 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft hierop een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht om eisers recht op een WIA-uitkering te beoordelen.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4.1.
Medische rapportages van het UWV
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
De primaire arts heeft eiser gezien op het spreekuur van 20 juli 2022, waarbij psychisch onderzoek is verricht, en heeft het dossier bestudeerd. De primaire arts heeft na toetsing en accordering door een verzekeringsarts op 1 augustus 2022 hierover – zakelijk weergegeven – het volgende gerapporteerd. Eiser claimt sinds 2013 depressieve klachten. Hij heeft zich één dag voor het aflopen van zijn WW-uitkering opnieuw ziekgemeld met dezelfde klachten. Eiser claimt volledige arbeidsongeschiktheid vanwege het gebrek aan motivatie en levenslust voortkomend uit depressieve klachten. Hij benadrukt dat er de laatste jaren geen verandering heeft plaatsgevonden, dat hij al jaren geen contact heeft gehad met de huisarts, niet onder behandeling staat van een specialist, geen medicatie gebruikt en als enige doel heeft om op zijn 55e te remigreren naar Turkije. Bij eigen onderzoek zijn er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek, gezien de klachtenpresentatie, langdurig sombere stemming en ervaren leegte. Er heeft ten opzichte van voorgaand verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 27 november 2018 geen wezenlijke verandering plaatsgevonden. De eerder vastgestelde belastbaarheid is onveranderd van toepassing op einde wachttijd (12 mei 2022) en de verwachting is dat eiser nog geschikt is voor de eerder geduide functies. De primaire arts heeft eisers beperkingen en belastbaarheid neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 2 augustus 2022.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en heeft vervolgens op 15 maart 2023 hierover – zakelijk weergegeven – het volgende gerapporteerd. Eiser is door een arts gezien op het spreekuur, waarbij een uitgebreide anamnese is verricht en een indruk van de psychische toestand is beschreven. In de bezwaarfase is geen aanvullende medische informatie ingebracht van de behandelend sector, waaruit zou kunnen of moeten blijken dat de primaire arts een onjuist medisch toestandsbeeld heeft waargenomen. Het medisch onderzoek door de primaire arts was volledig en uitgebreid. Een hernieuwd spreekuur door een verzekeringsarts zal niet leiden tot andere medische bevindingen en heeft dan ook geen toegevoegde waarde. De primaire arts heeft beperkingen op werk in de avonduren verwijderd, evenals beperkingen op bovenhands werken. De beperkingen op avonduren kan met de depressie niet worden onderbouwd, omdat bij werken in de avonduren geen verstoring is van het dag- en nachtritme. Voorts worden er door eiser geen schouderklachten meer genoemd in de bezwaargronden of op de hoorzitting. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn mening dat er meer beperkingen zijn in het persoonlijk en sociaal functioneren. Bij de Eerstejaars ziektewetbeoordeling in 2018 zijn wegens de depressie al beperkingen vastgesteld in het persoonlijk en sociaal functioneren, die door eiser niet door middel van een bezwaar zijn betwist. Bij de ziekmelding in 2020 kwamen uit de vragenlijst en het spreekuur bij de arts geen andere klachten naar voren dan in 2018 en worden bij oriënterend psychiatrisch onderzoek evenmin aanwijzingen gevonden voor andere ernstige psychopathologie. In tegenstelling tot in 2018 volgt eiser ten tijde van de huidige ziekmelding en spreekuur geen behandeling en gebruikt hij geen medicatie. In bezwaar worden er geen andere gegevens ingebracht, waaruit naar voren komt dat er vanaf datum ziekmelding sprake is van een verslechterd medisch toestandsbeeld. Er is ook anderszins geen onderbouwing om aan te nemen dat de medische toestand anders is geweest tussen datum ziekmelding en datum spreekuur. De beperkingen zijn ook op en na datum ziekmelding ongewijzigd geweest en eiser is dan ook in staat geweest vanaf datum ziekmelding alle eerder geduide functies uit te voeren. Er zijn bij heroverweging geen medische argumenten om af te wijken van het primaire medische oordeel.
4.2.
Medische beroepsgronden
Eiser heeft in beroep aangegeven dat hij zich kan vinden in de FML van 2 augustus 2022. Ter zitting heeft eisers gemachtigde nog aangegeven dat hij naast de geduide beperkingen in de FML graag aanvullende beperkingen geduid had gezien.
4.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de (verzekerings)artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De subjectieve ervaren klachten en beperkingen – hoe invoelbaar deze ook kunnen zijn – zijn namelijk niet bepalend bij een WIA-beoordeling. Wat eiser in beroep nog heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de (verzekerings)artsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser niet eerder dan ter zitting bij de rechtbank met de beroepsgrond komt dat hij graag in de FML aanvullende beperkingen geduid had gezien naast de al geduide beperkingen. Eiser heeft echter geen specifieke toelichting gegeven over deze eventueel te duiden aanvullende beperkingen en heeft dit ook niet met objectieve bewijsstukken onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet. Samen met de omstandigheid dat eiser telkens heeft aangegeven dat de in de FML van 2 augustus 2022 geduide beperkingen juist zijn, concludeert de rechtbank dat de rapportages van de (verzekerings)artsen kunnen worden gevolgd, zeker met de aanvullende reactie en motivering van de verzekeringsarts b&b naar aanleiding van eisers bezwaargronden.
De rechtbank stelt vast dat niet gebleken is dat in de FML van 2 augustus 2022 eisers beperkingen zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Arbeidskundige beoordeling door het UWV
Evenals de primaire arbeidsdeskundige heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b), rekening houdend met de FML van 2 augustus 2022, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid: monteur [B] (SBC-code 267053), medewerker conventionele assemblage (SBC-code 111180) en medewerker logistiek (SBC-code 111220). In de rapportage van 22 maart 2023 heeft de arbeidsdeskundige b&b gereageerd op eisers bezwaargronden over de geduide functies en is geconcludeerd dat deze functies ongewijzigd geschikt zijn voor eiser.
5.2.
Arbeidskundige standpunten van partijen
Eiser heeft tegen de arbeidskundige beoordeling van het UWV aangevoerd dat hij de voorbeeldfuncties niet kan uitoefenen. De functie ‘wikkelaar’ is ongeschikt, omdat een tinbad gevaarlijk kan zijn bij depressieve klachten. Ook stelt de arbeidsdeskundige b&b onterecht dat er geen sprake is van deadlines/productiepieken, terwijl er 200 tot 300 statoren per dag moeten worden gewikkeld. Voor de functie ‘medewerker conventionele assemblage’ geldt dat door het wisselen van de hoeveelheid printplaten sprake is van onregelmatig werk, waarvoor eiser niet geschikt is. Voor de functies ‘medewerker logistiek’, ‘productiemedewerker kleding en textiel’, ‘medewerker vul en inpak’ en ‘productiemedewerker machinale oogst’ geldt dat gelet op de aard van logistiek- en/of productiewerk sprake is van deadlines en productiepieken, een FML-item waarop eiser beperkt is. Als logistiek medewerker moet je 150 doosjes verwerken en als productiemedewerker kleding en textiel moet in maximaal 3 minuten een order gereed zijn. Dat zijn deadlines en productiepieken. Hierdoor is een onjuiste mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld door het UWV.
Het UWV heeft hierop gereageerd dat, uitgaande van de juistheid van de FML, eiser op 13 mei 2022 in staat moet worden geacht de geduide functies te kunnen vervullen. De arbeidsdeskundigen hebben toereikend en inzichtelijk gemotiveerd dat de belastbaarheid niet wordt overschreden in de geselecteerde functies. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2019:1737), dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens en dat indien het CBBS geen signalering geeft op een aspect, dat aspect niet in de functies voorkomt. Wat eiser heeft aangevoerd over de passendheid van de functies is gebaseerd op een eigen invulling van de inhoud van de functieomschrijving en leidt niet tot de conclusie dat moet worden getwijfeld aan de juistheid van de in het CBBS opgenomen feitelijke gegevens. Er is geen aanleiding om het standpunt te wijzigen.
5.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de primaire arbeidsdeskundige van 5 augustus 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 22 maart 2023. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geoordeeld, is die opvatting niet juist. Ook verwijst de rechtbank naar het verweer van het UWV, zoals deze – samengevat – volgt uit overweging 5.2. De geduide functies mochten dus worden gebruikt voor de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen inhoudelijke gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV terecht geweigerd aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen per 13 mei 2022.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding en krijgt hij het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.