In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidverklaring van zijn bezwaar van 9 december 2022 tegen het besluit van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van 1 september 2022, waarbij zijn aanvullende beurs van € 382,29 over de periode augustus 2021 tot en met december 2021 werd ingetrokken. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser stelt dat hij een geldige reden heeft voor de termijnoverschrijding, onder andere door slechte communicatie tussen DUO en de Belastingdienst en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar eiser zelf niet. De minister heeft zich afgemeld voor de zitting.
De rechtbank oordeelt dat eiser inderdaad een goede reden had voor het te laat indienen van het bezwaar. De rechtbank stelt vast dat eiser niet op de hoogte was van de mogelijkheid om pro forma bezwaar te maken en dat deze informatie niet adequaat is verstrekt door DUO. De rechtbank concludeert dat de niet-ontvankelijkheidverklaring van het bezwaar onterecht was en vernietigt het bestreden besluit. De minister wordt opgedragen om het bezwaar alsnog inhoudelijk te beoordelen binnen zes weken na de uitspraak. Tevens moet de minister het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden.
De rechtbank benadrukt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en dat de minister geen belang heeft verloren door de late indiening van het bezwaar. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 november 2023 en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.