In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 26 november 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld en een aanslag zuiveringsheffing woonruimten opgelegd. Na een vermindering van de aanslag naar de maatstaf van een eenpersoonshuishouden op 13 maart 2021, heeft de belanghebbende bezwaar gemaakt. De rechtbank constateert dat het bezwaar van de belanghebbende zich richtte tegen zowel de vastgestelde waarde als de aanslag, maar dat de heffingsambtenaar in zijn uitspraak op bezwaar enkel op de waardevaststelling heeft beslist. Hierdoor is het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag prematuur en niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van griffierecht of proceskosten, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.