ECLI:NL:RBZWB:2023:7892

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
AWB- 22_50
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag zuiveringsheffing woonruimten niet-ontvankelijk verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 26 november 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld en een aanslag zuiveringsheffing woonruimten opgelegd. Na een vermindering van de aanslag naar de maatstaf van een eenpersoonshuishouden op 13 maart 2021, heeft de belanghebbende bezwaar gemaakt. De rechtbank constateert dat het bezwaar van de belanghebbende zich richtte tegen zowel de vastgestelde waarde als de aanslag, maar dat de heffingsambtenaar in zijn uitspraak op bezwaar enkel op de waardevaststelling heeft beslist. Hierdoor is het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag prematuur en niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van griffierecht of proceskosten, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/50

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts ),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant(gemeente Bergen op Zoom), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 26 november 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 26 februari 2021 onder andere de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [plaats] vastgesteld. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende onder andere ook de aanslag zuiveringsheffing woonruimten opgelegd naar de maatstaf van een meerpersoonshuishouden (de aanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 13 maart 2021 de aanslag zuiveringsheffing woonruimten verminderd naar de maatstaf van een eenpersoonshuishouden.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Feiten

2. Belanghebbende woont alleen aan [adres 2] .

Beoordeling door de rechtbank

3. Het beroepschrift van belanghebbende richt zich tegen de aanslag zuiveringsheffing woonruimten. Deze aanslag is reeds verminderd bij brief van 13 maart 2021. Daarna heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Dit bezwaar richtte zich zowel tegen de vastgestelde waarde als tegen de aanslag zuiveringsheffing woonruimten. Bij uitspraak op bezwaar van 26 november 2021 heeft de heffingsambtenaar beslist op de bezwaren tegen de waardevaststelling. Uit niets blijkt dat in deze uitspraak op bezwaar (of in een andere uitspraak op bezwaar) ook een beslissing is genomen op het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag zuiveringsheffing woonruimten. Het beroep van belanghebbende dat enkel ziet op de aanslag zuiveringsheffing woonruimten is dan ook prematuur en daarom niet-ontvankelijk. Overigens heeft belanghebbende in beroep tegen de aanslag zuiveringsheffing woonruimten enkel aangevoerd dat de aanslag verminderd moet worden naar een heffing voor een eenpersoonshuishouden. Die vermindering heeft de heffingsambtenaar al toegepast bij brief van 13 maart 2021.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 16 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.