In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 november 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan de belanghebbende belastingrente in rekening gebracht bij het opleggen van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017. De rechtbank beoordeelt of de aanslag IB/PVV 2017 en de belastingrente correct zijn vastgesteld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de rentebeschikking, maar de inspecteur verklaarde deze ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld en het onderzoek heropend na de inwerkingtreding van de Wet rechtsherstel box 3. De inspecteur heeft de aanslag verminderd, maar de rechtbank oordeelt dat het belastbare inkomen uit sparen en beleggen niet verder verlaagd hoeft te worden. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het juiste bedrag aan belastingrente heeft berekend en dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkelijk rendement lager is dan het vastgestelde bedrag. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en stelt het belastbare inkomen uit werk en woning en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen vast. De inspecteur moet het griffierecht en proceskosten vergoeden aan de belanghebbende.