ECLI:NL:RBZWB:2023:7847

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_673
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen een last onder dwangsom beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E.W.B. van Twist, heeft een last onder dwangsom ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. Deze last is opgelegd naar aanleiding van een verzoek om handhaving van [naam], die zich beklaagde over geluids- en stankoverlast van de activiteiten van eiser op zijn perceel. Het college had aanvankelijk het verzoek om handhaving afgewezen, maar kwam hierop terug na bezwaar van [naam]. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de last onder dwangsom terecht is opgelegd. Eiser heeft aangevoerd dat het besluit ondoorzichtig is en onvoldoende gemotiveerd, maar de rechtbank oordeelt dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan en dat de activiteiten van eiser in strijd zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank wijst erop dat de activiteiten van eiser niet als kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden aangemerkt en dat het gebruik van het perceel niet meer past binnen de woonfunctie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de last onder dwangsom in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/673

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk

(gemachtigde: [gemachtigde]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] uit [plaats],
(gemachtigde: mr. M.D. Kaak)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een last onder dwangsom die het college aan hem heeft opgelegd.
1.1.
Het college heeft het verzoek om handhaving met het besluit van 27 januari 2022 eerst afgewezen. Nadat de verzoeker om handhaving, [naam], daartegen bezwaar heeft gemaakt, is het college terug gekomen op de afwijzing en heeft het college eiser een last onder dwangsom opgelegd.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Verzoeker om handhaving heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college, [naam] en de gemachtigde van [naam]. Eiser zelf was niet aanwezig. Zijn zoons waren als toehoorder aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser en [naam] wonen op percelen die aan elkaar grenzen. [naam] heeft het college gevraagd handhavend op te treden tegen de geluids- en stankoverlast die hij ervaart van het gebruik dat eiser van zijn perceel maakt. Het college heeft het verzoek van [naam] vervolgens afgewezen met het besluit van 27 januari 2022, omdat er volgens het college geen sprake was van overtredingen.
2.2.
[naam] heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2.3.
Met het besluit van 16 augustus 2022 heeft het college het bezwaar van [naam] gegrond verklaard en het besluit van 27 januari 2022 herroepen. Het college heeft aangekondigd dat een nieuw besluit zal worden genomen op het handhavingsverzoek.
2.4.
Op 17 oktober 2022 heeft het college betrokkenen medegedeeld dat sprake is van overtredingen en dat handhavend zal worden opgetreden.
2.5.
Met het besluit van 22 november 2022 heeft het college eiser een last onder dwangsom opgelegd. Binnen acht weken na 22 november 2022 moet eiser de overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bestemmingsplan, artikel 1b en artikel 2 van de Woningwet en artikel 7.17, 7.21 en 7.22 van het Bouwbesluit 2012 op zijn perceel beëindigen en beëindigd houden.
Dit doet eiser door te zorgen dat:
1. op zijn woonperceel geen bedrijfsmatige activiteiten gebeuren. Dit houdt concreet in dat:
a. geen zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen mogen worden bewerkt, verwerkt, opgeslagen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per constatering, met een maximum van € 30.000,-;
b. geen motoren, motorvoertuigen of -vaartuigen mogen worden onderhouden, gerepareerd, gekeurd, gereinigd, verhandeld, verhuurd of proefgedraaid en geen oppervlaktebehandelingen aan motoren, motor- en vaartuigen mogen plaatsvinden
op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per constatering, met een maximum van
€ 30.000,-;
2. het perceel een ruimtelijke uitstraling heeft als woonfunctie. Dit houdt in dat het perceel
in een ordelijke staat, opgeruimd, moet zijn:
  • geen opslag van materialen die worden gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteiten als autoplaatwerkerij en autospuitinrichting;
  • geen opslag van voer- en vaartuigen;
  • geen opslag van schroot, afbraak en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin;
  • geen vuil storten op het perceel;
  • geen hondenuitwerpselen op het buitenterrein, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per constatering dat het perceel niet is opgeruimd, met een maximum van € 15.000,-.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de aan eiser opgelegde last onder dwangsom. De rechtbank merkt de besluiten van 16 augustus 2022 en 22 november 2022 daarbij aan als de samenstellende delen van de beslissing op bezwaar. [1] .
4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak
5. Eiser heeft aangevoerd dat het besluit tot opleggen van de last onder dwangsom ondoorzichtig is en ondeugdelijk is gemotiveerd. Het college heeft onvoldoende eigen onderzoek gedaan, maar heeft zich laten leiden door de uitlatingen van [naam].
Het opleggen van een last onder dwangsom strookt niet met de feitelijke situatie zoals die ook door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant is vastgelegd. De Omgevingsdienst heeft herhaaldelijk gecontroleerd. Op geen enkel moment is geconstateerd dat er sprake was van een vorm van bedrijfsmatig handelen, er waren geen reclame-uitingen en ook geen verkoopvoorraden. Uit de geluidsmetingen bleek dat er geen geluidsnormen werden overschreden. Het verzoek om handhaving is met het besluit van 27 januari 2022 dan ook terecht afgewezen. Hoewel de heroverweging in bezwaar er in zijn algemeenheid toe kan leiden dat het college besluit alsnog handhavend op te treden, heeft het college in dit geval in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom dezelfde feiten als ten tijde van de afwijzing nu tot de conclusie leiden dat het verzoek moet worden toegewezen. Dat er licht ontvlambare materialen aanwezig zijn is eerder ook geconstateerd, maar vormde destijds geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake was van bedrijfsmatige activiteiten. Het ruimtebeslag van de hobby is tussentijds niet veranderd en vormde eerder geen aanleiding om tot handhavend optreden over te gaan. Er is geen sprake van bedrijfsmatige activiteiten. Eiser en zijn zonen hebben ieder een baan bij een werkgever elders en zij klussen alleen in hun vrije tijd en aan hun eigen voertuigen of die van vrienden. Dat de activiteiten dagelijks zouden plaatsvinden, heeft het college niet onderbouwd. Het feit dat er met twee of meer personen wordt gesleuteld, zegt niets over de vraag of er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten.
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het college onvoldoende eigen onderzoek heeft gedaan. Zoals eiser óók opmerkt zijn er herhaaldelijk controles geweest. Op 10 juni 2021, 20 december 2021, 9 april 2022 en 5 juli 2022 heeft het college controles op het perceel uitgevoerd en in april 2022 zijn er diverse controles vanaf de openbare weg geweest. Tijdens de controles op het perceel is vastgesteld dat daar een groot aantal voertuigen stond. Zo stonden er tijdens de controle op 9 juni 2022 in totaal vijf personenauto’s, een stockcar raceauto, een trekker, een aanhangwagen en vier boten. Verder stonden er gebruikte banden en velgen. Ook is tijdens controles gereedschap en apparatuur aangetroffen. Op 9 juni 2022 is er onder meer een laskar met twee glasflessen aangetroffen en twee losse flessen. Verder is gebleken dat op het perceel onder meer olie wordt bewaard. Uit het verslag van de controle van 9 april 2022 volgt dat er op dat moment vier cans en een 200 liter vat afgewerkte olie en verschillende vaten met smeerolie aanwezig waren op het perceel.
Daarnaast heeft het college geluidsonderzoek laten uitvoeren, waarbij de Omgevingsdienst in de periode van 22 augustus 2022 tot en met 6 september 2022 metingen heeft uitgevoerd. Uit het daarvan opgemaakte rapport volgt dat de geldende geluidsnormen in de avondperiode en in het weekend herhaaldelijk zijn overschreden. In het rapport is opgemerkt dat vanuit de tuin van de woning van eiser een breed scala aan geluiden hoorbaar was welke een relatie hebben met het onderhoud aan voertuigen en aan de tuin en de inrichting daarvan (hameren, slijpen, proefdraaien, zagen, boren, grondverzet). Uit het rapport volgt ook dat bij de meetresultaten rekening is gehouden met relevante bijdragen vanwege ander omgevingsgeluid (stoorgeluid).
7. Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd dat sprake is van een overtreding bestaande uit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan, omdat volgens eiser niet zou zijn gebleken van bedrijfsmatige activiteiten. Dat betoog slaagt niet. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
7.1.
Op het perceel van eiser geldt de bestemming “Wonen -1”. Als gevolg daarvan is het perceel bestemd voor het wonen en aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. In de planregels zijn “kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten” gedefinieerd als het in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door maximaal twee bewoners op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
7.2.
Volgens het college voldoen de activiteiten van eiser niet aan de definitie van “kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten” in het bestemmingsplan. Tijdens de controles is gebleken dat er werkzaamheden plaatsvinden op het gebied van autoplaatwerk en autospuiten. De activiteiten vinden plaats door meer dan twee bewoners, vinden in overwegende mate plaats op het buitenterrein en zijn meldingsplichtig op grond van de Wet Milieubeheer.
7.3.
De rechtbank vindt dat daarmee voldoende gemotiveerd is dat de activiteiten van eiser daarom niet als “kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten” kunnen worden aangemerkt.
7.4.
Volgens het college is het gebruik daarnaast ook in strijd met de woonfunctie.
7.5.
De vraag of het gebruik van een perceel strijdig is met de geldende woonbestemming dient volgens vaste rechtspraak te worden beantwoord aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Bepalend is of deze uitstraling van dien aard is dat deze niet meer valt te rijmen met de woonfunctie van het perceel als bedoeld in het bestemmingsplan. Binnen dit kader kan het van belang zijn, maar is niet doorslaggevend, of de activiteiten een beroepsmatig of een hobbymatig karakter hebben. [2]
7.6.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de activiteiten op het perceel van eiser een zodanige vorm hebben gekregen dat ze niet passen in een woonbestemming. Het gaat om activiteiten van een omvang alsof het bedrijfsmatig is, waarvoor nagenoeg het hele woonperceel, het buitenterrein en de bijgebouwen wordt gebruikt en die bijna dagelijks plaatsvinden. Het perceel geeft nauwelijks nog de indruk dat het een woonperceel is. Ook wordt er soms door de straat gecrosst met een stockcar of crossauto en worden diverse auto’s, waaraan op het perceel wordt gesleuteld, in openbaar gebied gestald. Het college heeft er daarnaast op gewezen dat volgens de algemene gebruiksbepalingen in het bestemmingsplan onder strijdig gebruik ook wordt verstaan het gebruik van gronden voor opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer- en vaartuigen, voor de opslag van schoot, afbraak en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil. Ook daarvan is deels sprake.
7.7.
In het licht van de bevindingen tijdens de controles heeft het college naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat het gebruik in strijd is met de woonbestemming gelet op de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Dat er geen reclame-uitingen en verkoopvoorraden waren, dat eiser en zijn zoons banen elders hebben, en dat zij alleen sleutelen aan eigen auto’s en aan auto’s van vrienden, maakt de ruimtelijke uitstraling niet anders.
8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het college naar het oordeel van de rechtbank voldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van een overtreding bestaande uit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Dat betekent dat het college bevoegd was tot handhavend optreden. Tegen het gebruik van deze bevoegdheid heeft eiser geen gronden gericht.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 3 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuurlijke sanctie slechts wordt opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.
Artikel 5:32, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen.
Artikel 5:31d van de Awb bepaalt dat onder een last onder dwangsom wordt verstaan de herstelsanctie inhoudende:
a. de last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Gemeentewet
Artikel 125 van de Gemeentewet luidt:
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last onder bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Op grond van het bestemmingsplan “Kern Moerdijk” geldt voor het perceel van eiser de enkelbestemming “Wonen -1”.
Artikel 17.1, aanhef en onder a van de planregels bepaalt dat de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen en aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m².
Artikel 1.52 van de planregels omschrijft “kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten” als
het in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door maximaal twee bewoners op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
Artikel 26.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
Bouwbesluit
Artikel 7.17, eerste lid, van het Bouwbesluit bepaalt dat het gebruik van een bouwwerk, open erf en terrein zodanig is dat hinder, gezondheidsrisico’s en andere veiligheidsrisico’s dan brandveiligheidsrisico’s voor personen in voldoende mate worden beperkt.
Artikel 7.21 bepaalt dat een bouwwerk, open erf en terrein zich in een zodanig zindelijke staat bevindt, dat dit geen hinder voor personen en geen gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van personen oplevert.
Artikel 7.22 bepaalt dat onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde, het verboden is in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:
a. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid;
b. overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;
c. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein, of
d. instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2843
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:397