ECLI:NL:RBZWB:2023:7840

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9650 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot intrekken nachtontheffing na geweldsincident

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, de exploitant van een café, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Breda van 12 september 2023, waarin de nachtontheffing van haar café werd ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van dit besluit toegewezen.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 1 november 2023 in Breda, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden, mr. M.P. Wolf en een andere vertegenwoordiger. De burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. S.C.M. Wulms en mr. M. Voesenek. De intrekking van de nachtontheffing was gebaseerd op een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin melding werd gemaakt van een geweldsincident dat zich had voorgedaan in en voor het café.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de rapportage onvoldoende bewijs bood voor de intrekking van de nachtontheffing. De camerabeelden en getuigenverklaringen waren niet beschikbaar gesteld, waardoor de juistheid van het verslag niet kon worden beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om het besluit te rechtvaardigen en schorste het besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9650 HOREC VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 1 november 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekers] te [vestigingsplaats verzoekers], verzoekster,

gemachtigde: mr. M.P. Wolf
en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 12 september 2023 (bestreden besluit) over de intrekking van de nachtontheffing van [naam café], gevestigd aan [adres café] te [plaats café].
Verzoekster is de exploitant van [naam café] en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 november 2023. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden mr. M.P. Wolf en [naam exploitant]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.C.M. Wulms en mr. M. Voesenek.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. De intrekking van de nachtontheffing is gebaseerd op een bestuurlijke rapportage van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant. Daarin is aan de burgemeester gerapporteerd over een geweldsincident in en voor [naam café]. In deze bestuurlijke rapportage is opgetekend dat een bezoeker van het café door een portier/beveiliger in de nacht van 13 op 14 mei 2023, omstreeks 02:40 uur buiten gezet omdat hij fors onder invloed van alcohol was en zich vervelend gedroeg. De rapportage is opgesteld door een inspecteur van politie die politiecamerabeelden van het incident heeft teruggekeken. Deze inspecteur heeft aan de hand van de camerabeelden verklaard dat daarop te zien is dat de bezoeker, eenmaal buiten voor de deur, portier [naam portier 1] in het gezicht sloeg, daarna ten val kwam en dat portier [naam portier 2] zich vervolgens over de bezoeker boog en meerdere slaande bewegingen richting het hoofd van de bezoeker maakte. De bezoeker probeerde zijn hoofd te beschermen met zijn armen, maar op dat moment is volgens de inspecteur te zien dat portier [naam portier 1] zijn onderbeen richting het hoofd van de bezoeker bewoog. Even later is volgens de inspecteur te zien dat portier [naam portier 2] nogmaals een schoppende beweging met zijn rechteronderbeen richting het hoofd van de bezoeker maakt. Deze bezoeker is met behoorlijk letsel aan zijn gezicht door een ambulance meegenomen naar het ziekenhuis. Ten slotte heeft de inspecteur in zijn bestuurlijke rapportage melding gemaakt van het horen van drie getuigen, waarvan er twee belastend hebben verklaard. Deze twee getuigen hebben afzonderlijk van elkaar verklaard dat zij portier [naam portier 1] meerdere krachtige trappen richting het hoofd van de bezoeker hebben zien geven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze rapportage onvoldoende om de intrekking van de nachtontheffing - een belastend besluit - te kunnen dragen. De camerabeelden, de processen-verbaal en de getuigenverklaringen zijn niet beschikbaar (gesteld), zodat de juistheid van het verslag van het geweldsincident niet beoordeeld kan worden. Van belang daarbij is dat de inspecteur die de bestuurlijke rapportage heeft opgesteld voorzichtige bewoordingen heeft gebruikt bij de beschrijving van de camerabeelden: “Ik zag slaande bewegingen richting het hoofd …”, “ik zag dat zijn onderbeen in de richting van het hoofd bewoog”, “ik zag nogmaals een schoppende beweging…”. Dit geldt ook voor de door de inspecteur gegeven samenvatting van de getuigenverklaringen: “Beide getuigen verklaarden afzonderlijk van elkaar te hebben waargenomen dat [naam portier 1] het slachtoffer meerdere krachtige trappen in de richting van het hoofd hebben zien geven”. En: “De derde getuige was ook een vriend van het slachtoffer, en deze verklaarde dat niet [naam portier 1] maar [naam portier 2] tegen het hoofd van zijn vriend zou hebben geschopt”. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat een foto van het slachtoffer evenmin is overgelegd. De burgemeester heeft wel foto’s overgelegd (stills uit de camerabeelden), maar aan de hand daarvan is het niet mogelijk om de door de inspecteur beschreven gang van zaken te volgen. Een en ander klemt te meer nu de bestuurlijke rapportage niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt, [1] zodat aan de daarin vermelde feiten en omstandigheden minder bewijskracht toekomt.
4. In dit motiveringsgebrek ziet de voorzieningenrechter aanleiding om, bij afweging van de betrokken belangen en mede ook gelet op het (beroep op het) evenredigheidsbeginsel, het bestreden besluit te schorsen tot twee weken na verzending van de beslissing op bezwaar. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
Voorts veroordeelt de voorzieningenrechter de burgemeester in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,‑- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 365,00 aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.674,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 1 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier E.J. Govaers, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie in dit kader bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1214, i.h.b. r.o. 8.3 t/m 8.5.