ECLI:NL:RBZWB:2023:7837

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
BRE 21/4038
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar naheffingsaanslagen omzetbelasting

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 21/4038, waarin belanghebbende verzet heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak betreft naheffingsaanslagen omzetbelasting die door de inspecteur van de Belastingdienst aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2015 tot en met 2017. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslagen, maar de inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit werd ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende verzet ingesteld, waarbij hij stelt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat hij eerder een bezwaarschrift heeft ingediend.

De rechtbank heeft het verzet behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende geen nadere stukken heeft ingediend die zijn stelling onderbouwen dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank concludeert dat het bezwaarschrift met dagtekening 21 november 2017 niet tijdig is ingediend, aangezien de termijn eindigde op 13 november 2017. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 28 februari 2022, en heeft het verzet ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/4038 tot en met 21/4040
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 op het verzet van
[belanghebbende], te [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde]).

1.Procesverloop

1.1.
Met dagtekening 30 september 2017 heeft de inspecteur van de Belastingdienst naheffingsaanslagen omzetbelasting met boetes aan belanghebbende opgelegd over de jaren 2015 tot en met 2017 met aanslagnummers [aanslagnummer 1]F.01.5501., [aanslagnummer 2]F.01.6501. en [aanslagnummer 3]F.01.7501.
1.2.
Belanghebbende heeft met dagtekening 21 november 2017 hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 september 2021 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De inspecteur heeft het bezwaar tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering en dat verzoek afgewezen.
1.4.
Belanghebbende heeft met dagtekening 22 september 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
1.5.
Bij uitspraak van 28 februari 2022 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard voor zover het ziet op de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar en zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.
1.6.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
1.7.
De rechtbank heeft het verzet op 21 juni 2023 op zitting behandeld. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de zitting geschorst en belanghebbende de gelegenheid gegeven om nadere stukken in te dienen. Belanghebbende heeft geen nadere stukken overgelegd.
1.8.
De rechtbank heeft bij brief van 27 oktober 2023 het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd.

2.Overwegingen

2.1.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel het beroep ongegrond is verklaard en dat de (fiscale)bestuursrechter zich onbevoegd heeft verklaard.
Standpunten belanghebbende
2.2.
Belanghebbende is van mening dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en dat hij voor 21 november 2017 al een bezwaarschrift heeft afgegeven bij een kantoor van de Belastingdienst.
2.3.
Daarnaast stelt belanghebbende dat hem de gehele periode iets anders is voorgehouden. Belanghebbende heeft wegens de lopende termijnen meerdere keren gebeld met de inspecteur met de vraag waarom het zolang duurde om de boeken te controleren, waarop belanghebbende te horen kreeg dat er rekening mee gehouden zou worden.
Oordeel rechtbank
Ontvankelijkheid bezwaar
2.4.
Belanghebbende is in verzet in de gelegenheid gesteld om na de zitting nog stukken te overleggen waaruit volgt dat tijdig een bezwaarschrift is ingediend. De rechtbank heeft geen nadere stukken ontvangen van belanghebbende.
2.5.
Nu belanghebbende geen nadere stukken heeft ingediend kan de rechtbank niet anders dan uitgaan van het bezwaarschrift met dagtekening 21 november 2017, dat tot de gedingstukken behoort. Dat bezwaarschrift is op diezelfde datum ontvangen bij de inspecteur. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend, nu de termijn eindigde op 13 november 2017.
2.6.
Voor zover belanghebbende stelt dat de duur van het boekenonderzoek de aanleiding is geweest dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt, heeft hij die stelling onvoldoende onderbouwd. Niet inzichtelijk is geworden waarom die omstandigheid zou hebben gemaakt dat het bezwaar niet tijdig kon worden ingediend.
2.7.
De rechtbank ziet in wat belanghebbende heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 28 februari 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
2.8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 10 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.