ECLI:NL:RBZWB:2023:7835

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
BRE-22_4362_tm_4365
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschriften tegen belastingaanslagen en ambtshalve vermindering niet tijdig ingediend

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 november 2023, wordt geoordeeld over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 1 augustus 2022, betreffende de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2015 en 2016, evenals de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet voor dezelfde jaren. De rechtbank stelt vast dat de bezwaarschriften niet tijdig zijn ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 12 september 2022, terwijl het beroepschrift pas op 15 september 2022 bij de rechtbank is ontvangen. De rechtbank acht de verklaring van belanghebbende dat hij tijdig het beroepschrift heeft ingestuurd aannemelijk, waardoor het beroep ontvankelijk is.

De inspecteur had de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat waren ingediend. De rechtbank komt tot de conclusie dat de bezwaren inderdaad te laat zijn ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Belanghebbende was zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van de bezwaarschriften, en de redenen die hij aanvoert, zoals het verblijf in Polen en de verantwoordelijkheid van zijn boekhouder, zijn niet voldoende om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.

Daarnaast wordt ook het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen behandeld. De rechtbank stelt vast dat het verzoek om ambtshalve vermindering niet is gedaan binnen de vereiste termijn van vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Dit verzoek is derhalve ook afgewezen. De rechtbank concludeert dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht zijn afgewezen. De beroepen zijn ongegrond, en de uitspraken op bezwaar blijven in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/4362 tot en met 22/4365

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 1 augustus 2022, betreffende de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015 en 2016 met aanslagnummers [nummer 1] H.56.01 en [nummer 2] H.66.01 en de aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2015 en 2016 met aanslagnummers [nummer 3] W.56.01.4 en [nummer 4] W.66.01.4, evenals de in de brieven van 1 augustus 2020 opgenomen afwijzende beslissingen op het verzoek om ambtshalve vermindering van die aanslagen.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk ongegrond zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Ontvankelijkheid beroep

2. De uitspraken op bezwaar en de beslissingen op de verminderingsverzoeken hebben als dagtekening 1 augustus 2022. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 12 september 2022.
2.1.
Het beroepschrift, gedagtekend 9 september 2022, is bij de rechtbank binnengekomen op 15 september 2022. De rechtbank acht de verklaring van belanghebbende dat hij tijdig het beroepschrift heeft ingestuurd aannemelijk. Het beroep is daarmee ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De inspecteur heeft de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaren niet tijdig waren ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat de bezwaren te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De inspecteur heeft de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom zijn de beroepen kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
4. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen.
4.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
5. Vast staat dat de dagtekeningen van de aanslagen 15 november 2017 en 3 april 2019 zijn. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijnen voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 27 december 2017 en 15 mei 2019.
5.1.
De bezwaarschriften zijn bij de inspecteur ontvangen op 7 juli 2022. De bezwaarschriften zijn dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende stelt dat zijn boekhouder verantwoordelijk was voor het doen van aangiftes. Ook stelt belanghebbende dat hij vanaf 2017 in Polen verbleef en geen idee had dat zijn boekhouder de aangiftes niet had gedaan. Volgens belanghebbende is hij in 2021 weer naar Nederland gekomen en heeft hij in 2022 een nieuwe boekhouder in de arm genomen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken. Belanghebbende is namelijk zelf verantwoordelijk voor het bewaken van de beroepstermijn en voor het tijdig indienen van een bezwaarschrift. Dat dit laatste door de boekhouder niet is gebeurd, komt voor rekening van belanghebbende.
Ambtshalve beslissing
7. In hetzelfde biljet als waarbij uitspraak op bezwaar is gedaan, heeft de inspecteur ook beslist om ambtshalve niet aan het bezwaar tegemoet te komen wegens overschrijding van de vijfjaarstermijn. De rechtbank veronderstelt – gelet op de gronden van belanghebbende – dat hij ook hiertegen wenst op te komen. De rechtbank behandelt dit dan ook als rechtstreeks beroep.
7.1.
Een voorwaarde om in aanmerking te komen voor ambtshalve vermindering is dat het verzoek daartoe wordt gedaan binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. [7] Het verzoek moet in dit geval dus zijn gedaan vóór 1 januari 2021 en 1 januari 2022. Het verzoek (in het bezwaarschrift) is na het einde van die termijn gedaan, en dus te laat. Belanghebbende heeft geen andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld kan worden dat de overschrijding van de vijfjaarstermijn niet aan belanghebbende kan worden toegerekend. Het verzoek om ambtshalve vermindering is terecht afgewezen. Het beroep is in zoverre kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

8. De bezwaren zijn daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard, en de verzoeken om ambtshalve vermindering zijn terecht afgewezen. De beroepen zijn daarom ongegrond. Dat betekent dat de uitspraken op bezwaar in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 10 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
7.Artikel 45aa Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001