In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 november 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen, met als dagtekening 15 april 2022. De rechtbank oordeelt dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend, aangezien de termijn voor indiening eindigde op 30 mei 2022, terwijl het bezwaarschrift pas op 22 augustus 2022 door de inspecteur is ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat het bezwaarschrift voor het verstrijken van de termijn is ingediend, en dat de enkele overlegging van een schermprint onvoldoende bewijs levert.
De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor de termijnoverschrijding, aangezien de belanghebbende geen redenen heeft gegeven voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Daarnaast verklaart de rechtbank zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing van de inspecteur om de naheffingsaanslag niet ambtshalve te verminderen, omdat deze beslissing niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. De rechtbank bevestigt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep kennelijk ongegrond is. De uitspraak op bezwaar blijft derhalve in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.