ECLI:NL:RBZWB:2023:7806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
23-009672
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname crossmotor

Op 17 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. J.H.E.M. Kersemaekers, tegen de inbeslagname van een crossmotor, merk Honda C80, die op 5 april 2023 in beslag was genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen belanghebbende. Klager stelt eigenaar te zijn van de crossmotor en verzoekt om teruggave, omdat hij geen afstand heeft gedaan van het voertuig en dit niet door een strafbaar feit heeft verkregen. De officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, heeft echter betoogd dat het klaagschrift onvoldoende onderbouwd is en dat er nog een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag, aangezien het onderzoek tegen belanghebbende nog niet is afgerond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat klager niet is verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, en dat ook de belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank heeft het klaagschrift beoordeeld en geconcludeerd dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de rechthebbende is van de crossmotor. Gelet op het standpunt van de officier van justitie en de bestaande strafvorderlijke belangen, heeft de rechtbank besloten het klaagschrift ongegrond te verklaren. De beslissing is op dezelfde dag uitgesproken door rechter M.H.M. Collombon in aanwezigheid van griffier J.H. Cornelissen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-009672
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag 1] 2001 te [geboorteplaats 1]
wonende te [woonadres 1]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.H.E.M. Kersemaekers te Breda op het adres: Postbus 4650 4803 ER Breda
hierna te noemen: klager.
in de zaak:
[belanghebbende]
geboren op [geboortedag 2] 1995 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland]
wonende te [woonadres 2]

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 5 april 2023 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] in beslag is genomen: een motorvoertuig, een rode crossmotor zonder kenteken (hierna te noemen: de crossmotor);
  • het klaagschrift, ingediend op 14 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 3 augustus 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De (overige) belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [belanghebbende] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag van de op 5 april 2023 onder [belanghebbende] inbeslaggenomen crossmotor Honda C80 met last tot teruggave aan klager. Klager voert hierbij aan eigenaar van de crossmotor te zijn en daarvan geen afstand te hebben gedaan. Evenmin heeft klager de crossmotor door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechthebbende. Klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave van het goed. Naar het oordeel van klager verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift onvoldoende is onderbouwd, in die zin dat enkel de mededeling van klager dat hij de eigenaar van de crossmotor is, onvoldoende is om klager aan te merken als rechthebbende van het beslag. De officier van justitie merkt daarbij op dat de overgelegde foto van de crossmotor gemaakt is door de politie bij de inbeslagname. Daarnaast is er nog sprake van een strafvorderlijk belang nu het onderzoek in de strafzaak tegen [belanghebbende] nog niet is afgerond. Het klaagschrift dient derhalve volgens het standpunt van de officier van justitie ongegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank is van oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de eigenaar en daarmee rechthebbende is van de crossmotor. Nu klager geen rechthebbende is dient de vraag of er nog strafvorderlijk belang is geen beantwoording meer, echter merkt de rechtbank op dat zij gelet op het standpunt van de officier van justitie van oordeel is dat er nog een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 17 augustus 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).