ECLI:NL:RBZWB:2023:7805

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
23-009552
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname quad

Op 17 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een klaagschrift behandeld dat was ingediend door een klaagster, vertegenwoordigd door mr. J.H.E.M. Kersemaekers, tegen de inbeslagname van een quad. De quad was op 5 april 2023 in beslag genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen een belanghebbende. Klaagster stelde dat zij de eigenaar van de quad was en dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzette. De officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, betwistte dit en stelde dat de quad een week eerder was gestolen en dat het kenteken vals was. Klaagster was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar haar raadsman was op de hoogte van de zitting.

De rechtbank oordeelde dat klaagster onvoldoende bewijs had geleverd voor haar eigendom van de quad. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat er nog steeds een strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag, en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De beslissing werd genomen door mr. M.H.M. Collombon en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-009552
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
geboren op [geboortedag 1] 2002 te [geboorteplaats 1]
wonende te [woonadres 1]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.H.E.M. Kersemaekers te Breda op het adres: Postbus 4650 4803 ER Breda
hierna te noemen: klaagster
in de zaak:
[belanghebbende]
geboren op [geboortedag 2] 1995 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland]
wonende te [woonadres 2]

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 5 april 2023 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] in beslag is genomen: een personenauto (quad), merk Yamaha, type Yfm 700 R, [kenteken] (hierna te noemen: de quad);
  • het klaagschrift, ingediend op 12 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 3 augustus 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd raadsman van klaagster.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De (overige) belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [belanghebbende] is niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen. Uit het dossier blijkt niet dat hij is opgeroepen, maar mr. Kersemaekers, die ook [belanghebbende] als raadsman in deze zaak bijstaat, heeft verklaard dat hij op de hoogte is van de behandeling van het klaagschrift, maar ervan heeft afgezien bij de behandeling door de raadkamer te verschijnen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag van de op 5 april 2023 onder [belanghebbende] inbeslaggenomen quad met [kenteken] last tot teruggave aan klaagster. Klaagster voert hierbij aan eigenaar van de quad te zijn en heeft daarvan geen afstand gedaan. Evenmin heeft klaagster de quad door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechthebbende. Klaagster wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave van het goed. Naar het oordeel van klaagster verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de stukken blijkt dat de quad een week eerder is gestolen en het op de quad aangetroffen [kenteken] een vals kenteken betreft. Daarnaast is er nog sprake van een strafvorderlijk belang nu het onderzoek in de strafzaak tegen [belanghebbende] nog niet is afgerond. Bovendien geeft het door klaagster overgelegde kentekenbewijs ook aanleiding voor een strafrechtelijk onderzoek naar het beslag én klaagster. Het klaagschrift dient derhalve volgens het standpunt van de officier van justitie ongegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank is van oordeel dat klaagster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de eigenaar en daarmee rechthebbende is van de quad. Hierbij neemt de rechtbank mee dat uit het kentekenbewijs blijkt dat de quad op de dag van inbeslagname daarvan door klaagster te naam is gesteld en er geen enkele toelichting is gegeven over de gang van zaken rondom de aankoop en tenaamstelling van de quad. De raadsman heeft daar desgevraagd geen toelichting op kunnen geven.
Nu klaagster geen rechthebbende is dient de vraag of er nog strafvorderlijk belang is geen beantwoording meer, echter merkt de rechtbank op dat zij gelet op het standpunt van de officier van justitie van oordeel is dat er nog een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 17 augustus 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).