ECLI:NL:RBZWB:2023:7798

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
23-000464
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv voor rechtsbijstand na teruggave van in beslag genomen geldbedrag

Op 17 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behandeld. Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.E.M. Kersemaekers, die een schadevergoeding vroeg voor rechtsbijstand na de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag. De verzoeker had eerder een klaagschrift ingediend om het beslag op te heffen, maar na de kennisgeving van de teruggave had hij nog extra werkzaamheden moeten laten verrichten door zijn advocaat. De officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, was ook aanwezig en stelde dat het verzochte bedrag aan vergoeding te hoog was, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd waren.

De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf en dat de verzoeker recht had op een vergoeding voor de gemaakte kosten. De rechtbank kende een bedrag van € 2.418,82 toe voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. In totaal werd een bedrag van € 3.098,82 toegewezen aan de verzoeker. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, J.H. Cornelissen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/267936-22
rk-nummer: 23-000464
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 3 januari 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1992
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda op het adres Postbus 4650, 4803 ER Breda
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.418,82, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het schrijven d.d. 2 december 2022 inhoudende de beslissing tot teruggave van het beslag;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie;
Op 3 augustus 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat onder verzoeker een geldbedrag in beslag was genomen, namens verzoeker is een klaagschrift ingediend om dit beslag op te heffen met last tot teruggave aan verzoeker. Het Openbaar Ministerie heeft per e-mail aan verzoeker laten weten dat beslist is tot teruggave van het beslag. Derhalve is het klaagschrift beslag eind december 2022 door verzoeker ingetrokken. Verzoeker voert daarbij aan dat het geldbedrag echter nog niet is ontvangen. Verzoeker heeft ten gevolge van deze situatie schade geleden voor de aan hem verleende rechtsbijstand voor een bedrag van € 2.418,82 en verzoekt deze aan hem te vergoeden, te vermeerderen met het bedrag aan forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift. Verzoeker verwijst hierbij naar ECLI:NL:HR:2020:1056 en 02/025240-21 (RK 21-002894). In raadkamer heeft de advocaat desgevraagd toegelicht dat de factuur enkel ziet op de werkzaamheden van het klaagschrift en hij na de kennisgeving van de teruggave van het beslag nog (extra) werkzaamheden heeft moeten uitvoeren om verzoeker het klaagschrift te laten intrekken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij het bedrag aan verzochte vergoeding te hoog acht, nu er na de kennisgeving van de teruggave van het beslag nog overleg is geweest met verzoeker. De officier van justitie acht het toewijzen van 1,3 uur billijk.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.418,82is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Hierbij is van belang dat de advocaat in raadkamer heeft toegelicht dat de gedeclareerde werkzaamheden enkel zien op het klaagschrift en verzoeker een vreemdeling betreft. De advocaat moest derhalve persoonlijk naar het huis van bewaring om verzoeker het klaagschrift in te laten trekken.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.098,82, bestaande uit:
- € 2.418,82 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.814,46zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 17 augustus 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).