ECLI:NL:RBZWB:2023:7504
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en gelijkheidsbeginsel in belastingrecht
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, die de WOZ-waarde van haar woning heeft vastgesteld op € 360.000 per 1 januari 2020. De belanghebbende, eigenaar van een appartement, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, omdat zij meent dat de waarde te hoog is en dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 behandeld, waarbij de belanghebbende werd bijgestaan door haar echtgenoot en de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door mr. A.G. Hendriks.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft bepaald aan de hand van een taxatierapport, waarin de woning is vergeleken met referentiewoningen. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar op een juiste manier rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat de waarde van een woning voor elk tijdvak opnieuw moet worden bepaald, ongeacht de waarde die eerder is toegekend.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep op het gelijkheidsbeginsel afgewezen, omdat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat er sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde, de aanslag in de onroerendezaakbelastingen, de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2021 gehandhaafd blijven. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp en openbaar gemaakt op 30 oktober 2023.