ECLI:NL:RBZWB:2023:7497
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 oktober 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 731.000 per 1 januari 2020. Belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 662.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk heeft gemaakt door gebruik te maken van een taxatierapport, waarin de waarde van de woning en vergelijkbare referentiewoningen zijn opgenomen. Belanghebbende voerde aan dat de waardering met algoritmes onvoldoende waarborg biedt voor een juiste waardering, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de onderlinge verschillen tussen de woningen. De rechtbank wijst erop dat de wet niet getoetst mag worden aan de Grondwet of andere ongeschreven rechten, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de wet rechtvaardigen.
Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met ongeveer 8 maanden is overschreden en kent een schadevergoeding toe van € 100, waarvan € 25 door de heffingsambtenaar en € 75 door de Minister van Justitie en Veiligheid moet worden betaald. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de waardebeschikking en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven.