ECLI:NL:RBZWB:2023:7485

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
23-022648
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar het klaagschrift inzake inbeslagname van een hond

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een tussenbeslissing genomen in een zaak betreffende de heropening van het onderzoek naar een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. R.A.H. van de Huijgevoort, heeft verzocht om opheffing van het beslag op haar hond, die in beslag was genomen na een bijtincident op 30 augustus 2023. Klaagster stelt dat het beslag onrechtmatig is gelegd, omdat de inbeslagname niet direct na het incident heeft plaatsgevonden. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd moet blijven, maar heeft geen bezwaar gemaakt tegen een aanhouding van de behandeling van het klaagschrift om klaagster de gelegenheid te geven aanvullende informatie aan te leveren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig is ingediend en dat klaagster ontvankelijk is. De rechtbank benadrukt dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de rechtmatigheid van het beslag moet worden beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de inbeslagname rechtmatig is, maar erkent het belang van de hond voor klaagster en haar kinderen. Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en klaagster en haar raadsman de gelegenheid te geven om binnen een week aanvullende informatie aan te leveren. De officier van justitie is opgedragen deze informatie door te sturen naar het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht voor een aanvullend rapport.

De rechtbank heeft de behandeling van het klaagschrift aangehouden tot 19 januari 2024, waar klaagster en haar raadsman worden opgeroepen om hun aanvullende informatie te presenteren. De beslissing is genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. D. van Spelde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-022648
HEROPENING ONDERZOEK
Tussenbeslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
geboren op [klaagster] 1988 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klaagster.
Klaagster heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. R.A.H. van de Huijgevoort, advocaat te Tilburg op het adres Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat onder klaagster in beslag is genomen: een hond met de [naam hond] (hierna ook: [naam hond] );
  • het klaagschrift, ingediend op 8 september 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 oktober 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, klaagster en mr. R.A.H. van de Huijgevoort als raadsman van klaagster.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster rechthebbende is van [naam hond] . Het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag ontbreekt en daarnaast is het voortduren van het beslag in strijd met de proportionaliteit en subsidiariteit.
In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van onrechtmatig gelegd beslag. Omdat de verdenking een overtreding betreft, is inbeslagname alleen op heterdaad mogelijk. Volgens de kennisgeving van inbeslagname is [naam hond] echter pas op 4 september 2023 in beslag genomen en niet direct na het bijtincident op 30 augustus 2023. De raadsman heeft daarom primair tot gegrondverklaring van het klaagschrift en teruggave van [naam hond] verzocht. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling van het klaagschrift aan te houden. Klaagster wil graag aanvullende verklaringen en stukken aan het dossier toevoegen, zodat de uitvoerders van de risicoanalyse mogelijk tot een andere conclusie komen.
Klaagster heeft in raadkamer verklaard dat zij nooit is gebeten door haar [naam hond] . Daarnaast heeft zij diverse verklaringen van buren, vrienden en familie die vol lof over de hond spreken Op voorhand heeft de raadsman nog foto’s in huiselijke kring toegestuurd waarop te zien is dat [naam hond] niet gevaarlijk is.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven.
In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij zich niet verzet tegen een eventuele aanhouding van de behandeling van het klaagschrift om klaagster in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie aan te leveren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Voor de rechtbank ingaat op het strafvorderlijk belang zal de rechtbank oordelen over de rechtmatigheid van het beslag. De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van [verbalisant] van 31 augustus 2023 blijkt dat het bijtincident op 30 augustus 2023 heeft plaatsgevonden en dat de hond op diezelfde dag, kort na het bijtincident, in beslag is genomen. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat de datum en de tijd van inbeslagname op de kennisgeving van inbeslagname onjuist zijn. De vermelde locatie van de inbeslagname is wel juist. Raadpleging van het internet leert dat de [adres 1] in het verlengde van het adres van klaagster aan [adres 2] in [plaats] ligt. De rechtbank concludeert dan ook dat de inbeslagname wel bij ontdekking op heterdaad van de overtreding heeft plaatsgevonden en dus rechtmatig is.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Gelet op de huidige conclusie van de risicoanalyse is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, zal beslissen tot vervreemding of onttrekking aan het verkeer van de hond. Het is in raadkamer echter duidelijk geworden hoeveel de hond betekent voor klaagster en haar kinderen die ook aanwezig waren en dat zij [naam hond] als een heel andere hond kennen. Gelet op de verklaring van klaagster in raadkamer en het verzoek van haar raadsman is de rechtbank van oordeel dat klaagster en haar raadsman in de gelegenheid moeten worden gesteld om aanvullende informatie aan te leveren die mogelijk tot een andere conclusie van de risicoanalyse leidt.
De rechtbank heropent daarom het onderzoek en beslist dat klaagster en haar raadsman binnen één week na deze beslissing aanvullende informatie dienen aan te leveren bij het openbaar ministerie. Daarbij dient het om een totaalpakket te gaan dat ook eventueel al toegestuurde aanvullende informatie voor de raadkamer bevat van 16 oktober 2023. De rechtbank geeft de officier van justitie de opdracht om de door klaagster en haar raadsman aangeleverde informatie binnen een week na ontvangst door te sturen naar het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht en hen een aanvullend rapport op te laten maken over wat deze aanvullende informatie betekent voor de conclusie van de eerdere risicoanalyse.

3.De beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek en houdt de behandeling van het klaagschrift aan tot
19 januari 2024 om 15:20 uur;
- beslist dat klaagster en haar raadsman binnen één week na deze beslissing aanvullende informatie dienen aan te leveren bij het openbaar ministerie;
- geeft de officier van justitie de opdracht voornoemde aangeleverde informatie binnen een week na ontvangst door te sturen naar het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht en hen een aanvullend rapport op te laten maken over wat deze aanvullende informatie betekent voor de conclusie van de eerdere risicoanalyse;
-
beveeltdat klaagster en diens raadsman worden opgeroepen tegen genoemd tijdstip;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is op 30 oktober 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).