ECLI:NL:RBZWB:2023:7479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
23-004910
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen met betrekking tot kosten rechtsbijstand

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoekster, die niet in de Nederlandse taal is onderlegd, heeft op 22 februari 2023 een verzoekschrift ingediend voor vergoeding van kosten van rechtsbijstand, na de teruggave van haar in beslag genomen voertuig. De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verzoekster niet-ontvankelijk is, omdat het verzoekschrift niet door haar is ondertekend. Subsidiair heeft de officier van justitie de gevraagde vergoeding gematigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster ontvankelijk is in haar vordering, omdat het verzoekschrift mede door haar is ondertekend. De rechtbank heeft de relevante wetgeving en jurisprudentie in overweging genomen, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2020. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, maar heeft ook rekening gehouden met de tijdsbesteding die niet billijk was, zoals correspondentie met de zoon van verzoekster.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een vergoeding van € 1.558,70 toe te kennen, bestaande uit € 878,70 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is genomen door rechter R.J.H. de Brouwer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen hoger beroep worden ingesteld door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk-nummer: 23-004910
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 22 februari 2023, in de zaak:
[verzoekster]
geboren op [geboortedag] 1965
woonplaats kiezende ten kantore van mr. L.V. Romme, Duivelsbruglaan 22, 4835 JE Breda.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.300,07, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving eigenaar van 5 januari 2023, waarbij is besloten tot teruggave van een voertuig aan verzoekster;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 oktober 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. L.V. Romme als gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord. Verzoekster is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij op 19 december 2022 een klaagschrift heeft ingediend om haar voertuig terug te krijgen. Op 5 januari 2023 heeft de officier van justitie besloten het voertuig aan verzoekster terug te geven en daarmee is een einde gekomen aan de klaagschriftprocedure. Verzoekster heeft kosten gemaakt voor rechtsbijstand en verzoekt de rechtbank haar hiervoor een vergoeding van € 2.300,07 toe te kennen, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De advocaat heeft in het verzoek opgemerkt dat verzoekster de Nederlandse taal niet spreekt en daarom meer tijd is besteed dan het geval zou zijn geweest bij een Nederlands sprekende cliënt.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk primair op het standpunt gesteld dat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu het verzoekschrift niet door haar is ondertekend. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de gevraagde vergoeding wegens kosten voor rechtsbijstand dient te worden gematigd tot een bedrag van
€ 1.746,94. Daartoe voert hij aan dat het verzoekschrift een tweetal nota's bevat die niet zijn gericht aan verzoekster, maar aan haar zoon [naam] . De forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
Het dossier bevat een door verzoekster mede ondertekend verzoekschrift, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering.
In het kader van artikel 552a Sv dient onder het eindigen van de zaak te worden verstaan het onherroepelijk worden van de beslissing op het ingediende klaagschrift tot de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen. Op grond van lid 2 gaat het om zaken die eindigen met een gegrondverklaring. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1056) kan het intrekken van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv naar aanleiding van een beslissing tot teruggave gelijk worden gesteld met de situatie waarin het beklag gegrond is verklaard. Indien een dergelijke situatie aan de orde is, dan kan een betrokkene binnen drie maanden na de beslissing tot teruggave een verzoek indienen tot vergoeding van de kosten van zijn raadsman als bedoeld in artikel 530 Sv. De rechtbank stelt vast dat verzoekster in december 2022 een klaagschrift heeft ingediend. Het openbaar ministerie heeft op 5 januari 2023 besloten tot teruggave van het inbeslaggenomen voertuig aan verzoekster, waarna verzoekster haar klaagschrift heeft ingetrokken. De zaak is daarmee geëindigd.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu door het Openbaar Ministerie in hetzelfde arrondissement is beslist tot teruggave van het voertuig.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt vast dat het raadkamerdossier diverse facturen en urenspecificaties bevat die gericht zijn aan verzoekster en aan haar zoon [naam] . De rechtbank gaat bij de beoordeling van de verzochte vergoeding voor kosten van rechtsbijstand uit van de facturen en de urenspecificatie die zien op bedragen die aan verzoekster zelf in rekening zijn gebracht. De aan haar zoon gefactureerde kosten zijn geen kosten rechtsbijstand van verzoekster.
Het gaat bij verzoekster om de voorschotnota met [declaratienummer 1] van € 544,50 van 31 oktober 2022 en de declaratie met [declaratienummer 2] van € 1.202,44 van 16 februari 2023 en de bij die declaratie behorende urenspecificatie met een totaal van 4 uur en 20 minuten.
De voorschotnota neemt de rechtbank bij het vaststellen van de billijke vergoeding van kosten rechtsbijstand niet mee. Er ligt geen urenspecificatie van verrichte werkzaamheden onder en dat is logisch, omdat het een voorschot is. Een voorschot wordt immers geacht verrekend te worden bij de betaling van de declaratie waar wel werkzaamheden aan ten grondslag liggen, zoals opgenomen in de bijbehorende urenspecificatie.
Op die urenspecificatie is in totaal 35 minuten geschreven wegens correspondentie met de zoon van verzoekster, [naam] , voorafgaand aan het indienen van het klaagschrift van verzoekster. De rechtbank acht het niet billijk dat deze correspondentie met de zoon van klaagster wordt vergoed als kosten rechtsbijstand verzoekster.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat nog 95 minuten aan de zaak is besteed na kennisneming van de beslissing tot teruggave van het inbeslaggenomen voertuig aan verzoekster. Dat is veel meer dan normaal gesproken als billijke tijdsbesteding wordt gezien. Zo is er onder meer in totaal 40 minuten besteed aan “de vraag over” het intrekken van het klaagschrift en het daadwerkelijke intrekken van het klaagschrift. De rechtbank begrijpt echter wel dat het van belang is om te weten of het voertuig daadwerkelijk is teruggegeven voordat tot intrekking van het klaagschrift wordt overgegaan. Bovendien acht de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat meer tijd aan de zaak is besteed nu verzoekster de Nederlandse taal niet spreekt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom een tijdsbesteding van 60 minuten na de beslissing tot teruggave billijk.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank naar billijkheid een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand toekennen tot een bedrag van
€ 878,70en het verzoek voor het overige afwijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.558,70, bestaande uit:
- € 878,70 aan kosten van rechtsbijstand en
- € 680,00 aan kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.558,70zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden Drenth Verkaart Advocaten, onder vermelding van “23-004910/ [verzoekster] ”.
Deze beslissing is op 30 oktober 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).