Op 6 februari 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. Van 't Nedereind, de behandelend rechter in een civiele zaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 6 januari 2023 en betrof de bewering van verzoekster dat de Nederlandse overheid geen macht over haar kan uitoefenen, wat volgens haar ook de bevoegdheid van de rechter in twijfel trok. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2023 weigerde de rechter een origineel stuk van verzoekster in ontvangst te nemen, wat verzoekster als een schending van haar rechten beschouwde. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij de procedure correct heeft gevolgd en dat zij pas kan oordelen over haar bevoegdheid nadat alle partijen hun standpunten hebben gepresenteerd. De wrakingskamer heeft de gronden van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor een vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet onbevoegd was en dat de procedurele beslissingen van de rechter niet duiden op partijdigheid. Het verzoek tot wraking werd dan ook ongegrond verklaard, en de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.