ECLI:NL:RBZWB:2023:7462

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
23-020866
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een kat

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door klager, geboren in 1982, met betrekking tot de inbeslagname van zijn kat. Het klaagschrift was ingediend op 18 augustus 2023, na een eerdere mededeling van het openbaar ministerie op 6 juli 2023, waarin klager werd geïnformeerd dat hij binnen veertien dagen een klaagschrift kon indienen. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, waardoor klager ontvankelijk werd verklaard in zijn klaagschrift.

De rechtbank heeft het klaagschrift beoordeeld aan de hand van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie had primair betoogd dat klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege de te late indiening van het klaagschrift. Subsidiair werd gesteld dat het niet in de lijn der verwachtingen lag dat de strafrechter later zou beslissen tot teruggave van de kat. Na het bekijken van een filmpje uit het strafdossier, waarin de verdenking van mishandeling werd getoond, concludeerde de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de kat later zou verbeurd verklaren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van de kat. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-020866
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager01]
geboren op [geboortedatum01] 1982 te [geboorteplaats01]
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 25 juni 2023 onder klager in beslag is genomen: een kat in de kleur wit (hierna: kat);
  • het klaagschrift, ingediend op 18 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het filmpje omtrent de verdenking ten aanzien van klager;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 oktober 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat er geen reden is het beslag te handhaven, nu strafrechtelijk bewijs ontbreekt.
Over de termijnoverschrijding heeft klager in raadkamer gezegd twee keer eerder een klaagschrift te hebben ingediend, maar dat deze brieven kennelijk niet bij de rechtbank zijn aangekomen. In raadkamer heeft klager verder gezegd dat hij zijn kat niet heeft mishandeld. Na het gezamenlijk bekijken van het filmpje uit het strafdossier zegt klager fout te zitten en nooit meer op die manier te zullen handelen.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klaagschrift, nu het klaagschrift niet tijdig is ingediend. In de mededeling tot vervreemding van 6 juli 2023 staat dat het klaagschrift binnen veertien dagen na de mededeling ingediend had moeten worden. Het klaagschrift is echter pas op 18 augustus 2023 ingediend. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het niet in de lijn der verwachtingen ligt dat de strafrechter, later oordelend, zal beslissen tot teruggave van de kat.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie op 6 juli 2023 een mededeling vervreemding heeft uitgestuurd aan klager en dat daarin is vermeld dat klager binnen veertien dagen een klaagschrift kon indienen. Klager heeft op 18 augustus 2023 een klaagschrift ingediend en dat is te laat. Gelet op de verklaring van klager in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Klager is daarom ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In raadkamer is met klager het filmpje uit het strafdossier bekeken. Gelet op de inhoud van dat filmpje en de verklaring van klager na het gezamenlijk bekijken, is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de kat verbeurd zal verklaren. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag dan ook ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 30 oktober 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).