Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door klager, geboren in 1982, met betrekking tot de inbeslagname van zijn kat. Het klaagschrift was ingediend op 18 augustus 2023, na een eerdere mededeling van het openbaar ministerie op 6 juli 2023, waarin klager werd geïnformeerd dat hij binnen veertien dagen een klaagschrift kon indienen. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, waardoor klager ontvankelijk werd verklaard in zijn klaagschrift.
De rechtbank heeft het klaagschrift beoordeeld aan de hand van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie had primair betoogd dat klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege de te late indiening van het klaagschrift. Subsidiair werd gesteld dat het niet in de lijn der verwachtingen lag dat de strafrechter later zou beslissen tot teruggave van de kat. Na het bekijken van een filmpje uit het strafdossier, waarin de verdenking van mishandeling werd getoond, concludeerde de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de kat later zou verbeurd verklaren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van de kat. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing bij de Hoge Raad der Nederlanden.