ECLI:NL:RBZWB:2023:7438
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroep tegen terugvordering en boete door UWV in Wajong-zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een terugvordering en een opgelegde boete door het UWV beoordeeld. Eiseres, die sinds 10 juli 2012 een Wajong-uitkering ontving, werd geconfronteerd met een terugvordering van € 13.424,37 en een boete van € 5.533,33 na een onderzoek naar de rechtmatigheid van haar uitkering. Dit onderzoek volgde op een melding van haar betrokkenheid bij de handel in nepproducten. Eiseres heeft tijdens het onderzoek veel vragen niet beantwoord en zich beroepen op haar zwijgrecht. Het UWV heeft haar uitkering per 30 oktober 2019 ingetrokken, omdat zij niet voldoende informatie had verstrekt om haar recht op uitkering vast te stellen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering en de boete, maar het UWV heeft het bezwaar tegen de terugvordering ongegrond verklaard en de boete verlaagd tot € 612,--.
De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de uitkering vaststaat, ondanks het feit dat eiseres hoger beroep heeft aangetekend tegen een eerdere uitspraak. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van de uitkering met terugwerkende kracht betekent dat er onverschuldigd uitkering is betaald. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de terugvordering. Wat betreft de boete, oordeelt de rechtbank dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering of boete af te zien. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt.