ECLI:NL:RBZWB:2023:5585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 21_1172
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking Wajong-uitkering wegens betrokkenheid bij handel in nepparfums

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar Wajong-uitkering beoordeeld. Eiseres ontving sinds 10 juli 2012 een Wajong-uitkering, maar na een melding van het Openbaar Ministerie over haar betrokkenheid bij de handel in nepproducten, heeft het UWV een onderzoek ingesteld. Eiseres heeft tijdens dit onderzoek veel vragen niet beantwoord en zich beroepen op haar zwijgrecht. Het UWV heeft haar uitkering per 30 oktober 2019 ingetrokken, omdat het recht op uitkering niet kon worden vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres betrokken was bij de handel in nepparfums. Dit bewijs omvatte verklaringen van getuigen, onderzoeksrapporten en de bevindingen van de politie. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij geen werkzaamheden heeft verricht en heeft geen objectieve gegevens overgelegd die haar stellingen ondersteunen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de uitkering heeft ingetrokken, omdat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden en geen dringende redenen heeft aangevoerd om van intrekking af te zien. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1172 Wajong

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Çelen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong).
Met het bestreden besluit van 1 februari 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en [naam 1] namens het UWV.
Ter zitting is het onderzoek geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen nog nadere stukken over te leggen.
Partijen hebben stukken overgelegd, waarna zij over en weer nog gereageerd hebben op de overgelegde stukken.
Bij brief van 1 juni 2023 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat een nieuwe zitting achterwege zal worden gelaten, tenzij een van de partijen aangeeft dat hij nog gehoord wil worden. Geen van de partijen heeft aangegeven gehoord te willen worden. Vervolgens is op 7 juli 2023 het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

Feiten
1. Eiseres ontving vanaf 10 juli 2012 een Wajong-uitkering.
Naar aanleiding van een melding dat eiseres is aangehouden in verband met de handel/verkoop van nepproducten, heeft het UWV onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de aan eiseres verstrekte uitkering. In het kader van dat onderzoek is eiseres ook gehoord. Eiseres heeft tijdens het gesprek een groot aantal vragen niet beantwoord waarbij zij zich heeft beroepen op haar zwijgrecht.
Bij brief van 26 augustus 2020 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat het niet mogelijk is het recht op uitkering vast te stellen. Eiseres wordt alsnog verzocht om antwoord te geven op de eerder gestelde vragen. Daartoe kan ze contact opnemen met de inspecteur. Daarbij is aan haar meegedeeld dat als ze niet binnen twee weken contact heeft opgenomen, de uitkering met ingang van 30 oktober 2019 zal worden ingetrokken.
Eiseres heeft per mail van 14 september 2020 gereageerd.
Met het besluit van 17 september 2020, in samenhang gelezen met de brief van 26 oktober 2020, heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat haar uitkering per 30 oktober 2019 wordt ingetrokken omdat zij met haar reactie van 14 september 2020 geen antwoord heeft gegeven op de gestelde vragen. Hierdoor kan het recht op uitkering niet worden vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht de uitkering heeft ingetrokken per 30 oktober 2019. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt eiseres
4. Eiseres heeft aangevoerd dat de informatie die is verkregen van het Openbaar Ministerie (OM) onbetrouwbaar is (en daarmee onrechtmatig). Het UWV is uitgegaan van verklaringen van de heer [naam 2] , maar die is zelf ook verdachte en daarom is het normaal dat hij belastend over eiseres heeft verklaard. Eiseres betwist hetgeen door [naam 2] is verklaard. Buiten de verklaringen van [naam 2] is er geen bewijs dat eiseres heeft gehandeld in nepparfums. Eiseres is van mening dat het UWV geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Eiseres heeft gesteld onverminderd geen arbeidsvermogen te hebben. Dit is ook bevestigd door een arbeidsdeskundige. Het is daarom voor eiseres onbegrijpelijk dat haar uitkering is beëindigd.
Standpunt UWV
5. Het UWV heeft gesteld dat, na een melding van het OM, een eigen onderzoek is ingesteld. In het kader van dat onderzoek is eiseres uitgenodigd voor een gesprek. Eiseres heeft zich beroepen op haar zwijgrecht. Ook schriftelijke vragen heeft eiseres niet (volledig) beantwoord waardoor het recht op uitkering niet vast te stellen is. Omdat niet kan worden vastgesteld met ingang van wanneer eiseres werkzaamheden heeft verricht, is de uitkering ingetrokken per de datum van aanhouding van eiseres.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat een zorgvuldig onderzoek is verricht. Er is een uitgebreid onderzoeksrapport van de inspecteur van het UWV waarin meerdere belastende constateringen worden gedaan. Deze worden ook onderschreven door de uitspraak van de politierechter van 25 augustus 2020. Uit de stukken blijkt volgens het UWV dat er betalingen naar eiseres alsmede naar de handel in nepparfums te herleiden zijn. De arbeidsongeschiktheid van eiseres doet niet af aan het feit dat zij zich niet aan verplichtingen voortvloeiend uit de Wet Wajong heeft gehouden.
Toetsingskader
6. Het besluit tot intrekking van de Wajong-uitkering van eiseres is een belastend besluit, waarbij het aan het UWV is om de nodige kennis over de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het UWV rust. Die last om informatie te vergaren brengt mee dat het UWV in dit geval feiten moet aandragen die aannemelijk maken dat eiseres werkzaamheden heeft verricht en dat zij door dit niet te melden de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Als het UWV aan deze bewijslast heeft voldaan, ligt het vervolgens op de weg van eiseres om de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken. [1]
Heeft UWV aannemelijk gemaakt dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan?
7. Het UWV heeft aan zijn stelling dat eiseres werkzaamheden heeft verricht, het onderzoeksrapport van 31 juli 2020 ten grondslag gelegd. Uit dit onderzoeksrapport en de onderliggende stukken volgt dat eiseres op 30 oktober 2019 is aangetroffen bij een opslagbox waarin dozen met daarin 3.368 flesjes nepparfum waren opgeslagen. Eiseres was op dat moment in het bezit van een bankpas op naam van haar oom (huurder van de opslagbox). Eiseres was ook in het bezit van twee iPhones, welke in beslag zijn genomen. Deze iPhones zijn uitgelezen en daarvan zijn door de politie twee processen-verbaal opgemaakt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen inzake de iPhone 7 van 5 februari 2020 blijkt dat daarop meer dan 65.000 afbeeldingen zijn aangetroffen. Een groot deel van die afbeeldingen had betrekking op de nepparfums. Er zijn (Exel)lijsten met verschillende soorten parfums en aantallen, notities van datums en bedragen, afbeeldingen van dozen met parfums en screenshots van gesprekken over bestellingen en adressen aangetroffen. Uit het proces-verbaal van bevindingen inzake de iPhone 6 van 10 februari 2020 blijkt dat daarop meer dan 41.000 afbeeldingen zijn aangetroffen. Ook deze afbeeldingen hadden voor een groot deel betrekking op de nepparfums en ook hier zijn soortgelijke afbeeldingen aangetroffen als op de iPhone 7.
De inspecteur van het UWV heeft inzage gehad in een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] . Deze getuige heeft verklaard dat de nepparfums van eiseres zijn, dat hij af en toe die parfums bezorgde door heel Nederland en België en dat hij het geld aan het einde van de dag naar eiseres bracht. Het ging daarbij dan om bedragen van € 2.000,-- tot € 3.000,-- per keer.
Verder heeft de inspecteur van het UWV ten aanzien van de op 30 oktober 2019 bij eiseres aangetroffen pinpas van haar oom gerapporteerd dat op de gevorderde afschriften van het rekeningnummer van deze pas diverse transacties zichtbaar zijn die verband houden met de verkoop van parfum.
8. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van het UWV zorgvuldig heeft plaatsgevonden en het UWV met de onderzoeksbevindingen zoals hiervoor weergegeven, in onderling samenhang bezien, aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres betrokken is geweest bij de handel in nepparfums en dat zij daarvoor ook werkzaamheden heeft verricht en betalingen heeft ontvangen.
Heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij geen werkzaamheden heeft verricht?
9. Eiseres heeft gesteld dat haar oom zijn bankpas vergeten was in de auto van haar moeder en dat zij de bankpas in haar portemonnee had om terug te geven aan haar oom. De verklaring van de getuige [naam 2] klopt niet volgens eiseres en kan niet gebruikt worden omdat de getuige zelf ook verdachte is. Met betrekking tot de afbeeldingen op de telefoons heeft eiseres verklaard dat zij zich als hobby bezig hield met geurwaxen, zodat uit de afbeeldingen niet de conclusie kan worden getrokken dat zij handelt in nepparfums. Daarbij heeft ze nog opgemerkt dat ze van één telefoon afstand heeft gedaan.
In beroep heeft eiseres een verklaring van haar oom overgelegd. Haar oom heeft verklaard dat hij toestemming heeft gegeven aan eiseres om zijn pinpas in bezit te hebben en dat ze die ook terug zou geven. Verder heeft eiseres nog verklaard dat er geen datums vermeld staan bij de afbeeldingen die zijn aangetroffen op de telefoons. Ook is niet duidelijk of de afbeeldingen zijn gemaakt met het toestel van eiseres of dat deze via whatsapp of een ander medium op het toestel zijn gekomen. Met betrekking tot de iPhone 6 heeft eiseres verklaard dat zij van meet af aan heeft ontkend dat deze van haar is en dat deze ook niet bij haar is aangetroffen.
10. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met de hiervoor gegeven stellingen en de overgelegde verklaring van haar oom niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen werkzaamheden heeft verricht. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De enkele stelling van eiseres dat zij geurwaxen maakt als hobby, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat eiseres niet heeft gehandeld in nepparfums. Eiseres heeft geen begin van bewijs overgelegd waaruit opgemaakt kan worden dat de afbeeldingen op de telefoon betrekking hebben op het maken van geurwaxen. Gelet op de enorme hoeveelheid afbeeldingen, is ook niet aannemelijk dat al deze afbeeldingen uitsluitend betrekking hebben op een hobby. Met name kan niet worden ingezien hoe lijsten met namen en bestellingen van nepparfums te relateren zijn aan het maken van geurwaxen. Overigens heeft het UWV terecht gesteld dat als eiseres geurwaxen maakt en verkoopt, zij dit ook had moeten melden aan het UWV.
Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de afbeeldingen buiten haar om op haar telefoon zijn gekomen. Met betrekking tot het ontbreken van datums bij de afbeeldingen merkt de rechtbank op dat het, mede gelet op de enorme hoeveelheid afbeeldingen in combinatie bezien met het feit dat eiseres op 30 oktober 2019 is aangetroffen bij de opslagbox met nepparfums, niet aannemelijk is dat de afbeeldingen alle gedateerd zouden zijn.
Over de stelling van eiseres met betrekking tot de iPhone 6 merkt de rechtbank op dat uit het proces-verbaal van bevindingen inzake de iPhone 6 van 10 februari 2020 dat deze telefoon op 31 oktober 2019 onder eiseres in beslag is genomen. Overigens, ook al zou de iPhone 6 niet van eiseres zijn, dan zijn de afbeeldingen die op de iPhone 7 zijn aangetroffen voldoende om te kunnen concluderen dat eiseres betrokken was bij de handel in nepparfums.
Met betrekking tot de getuigenverklaring merkt de rechtbank op dat de verklaringen van [naam 2] ook voor hem zelf belastend zijn. Zijn verklaring wordt ook deels gesteund door de overige onderzoeksbevindingen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om deze verklaring buiten beschouwing te laten. De in beroep overgelegde verklaring van de oom van eiseres over de onder eiseres aangetroffen bankpas van de oom is tegenstrijdig met de eerder door eiseres afgelegde verklaring daarover, zodat daaraan geen betekenis zal worden gehecht.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting nog gesteld dat op het hoger beroep tegen de uitspraak van de politierechter van 25 augustus 2020 (waarin eiseres is veroordeeld tot een taakstraf voor het in de periode van 1 juli 2019 tot en met 13 november 2019 opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking is nagebootst, verkopen, afleveren, in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent) nog niet is beslist. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet afdoen aan hetgeen hiervoor is overwogen.
Is het recht op uitkering vast te stellen?
11. Omdat het UWV aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres werkzaamheden heeft verricht en eiseres niet het tegendeel aannemelijk heeft gemaakt, kon het UWV ervan uitgaan dat eiseres wel werkzaamheden heeft verricht en daarvoor ook inkomsten heeft ontvangen. Het moest eiseres ook redelijkerwijs duidelijk zijn dat deze werkzaamheden van invloed konden zijn op het recht op arbeidsondersteuning, de hoogte of de betaling van de Wajong-uitkering. Nu eiseres deze werkzaamheden niet heeft gemeld, heeft zij de inlichtingenplicht geschonden. Eiseres heeft geen objectieve en verifieerbare gegevens overgelegd over deze werkzaamheden en/of de daaruit genoten inkomsten, maar heeft volstaan met een ontkenning van de werkzaamheden. Omdat aannemelijk is dat eiseres deze werkzaamheden wel heeft verricht, heeft het UWV zich terecht op het standpunt gesteld dat als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting, het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld.
Zijn er dringende reden aanwezig?
12. Eiseres heeft geen dringende redenen gesteld die aanleiding zou kunnen zijn om geheel of gedeeltelijk van intrekking van de uitkering af te zien. Het UWV heeft dan ook op goede gronden de uitkering van eiseres ingetrokken. Dat eiseres mogelijk geen arbeidsvermogen in de zin van de Wet Wajong heeft, doet hieraan niet af. Zoals onder overweging 11 al aangegeven, is zonder inlichtingen van eiseres niet vast te stellen of zij recht op uitkering heeft en zo ja, wat de hoogte van die uitkering dan zou moeten zijn.

Conclusie en gevolgen

13. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 8 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet Wajong
Artikel 2:7, eerste lid (voor zover van belang)
1. De jonggehandicapte alsmede de instelling waaraan op grond van artikel 2:55 de inkomensvoorziening wordt uitbetaald, doen op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten of omstandigheden, waarvan het hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op arbeidsondersteuning, de hoogte van de inkomensvoorziening of de betaling van de inkomensvoorziening, waaronder mede is begrepen informatie in het kader van re-integratie, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Artikel 2.7, tweede lid, onder b
De jonggehandicapte is verplicht vragen te beantwoorden die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of door een of meer door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aangewezen personen in verband met het recht op arbeidsondersteuning op grond van deze wet worden gesteld;
Artikel 2:58, eerste lid, onder a
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen herziet beschikkingen op grond van dit hoofdstuk of trekt dergelijke beschikkingen in, indien als gevolg van het niet nakomen van de artikelen 2:7, 2:8, 2:31 en 2:32 en de daarop berustende bepalingen het recht op arbeidsondersteuning op grond van dit hoofdstuk niet of niet meer kan worden vastgesteld of ten onrechte is vastgesteld of een inkomensvoorziening ten onrechte op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Artikel 2:58, derde lid
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking afzien.
Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006
Artikel 3
1.Indien door toedoen van de verzekerde ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, vindt intrekking of herziening van de uitkering plaats met terugwerkende kracht tot en met de dag vanaf welke de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.
2. Indien als gevolg van of mede als gevolg van het niet nakomen door de verzekerde van een inlichtingenverplichting of een medewerkingsverplichting ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, wordt de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop de uitkering zou zijn ingetrokken of herzien als de verzekerde wel volledig aan zijn verplichting zou hebben voldaan. Is deze dag niet te bepalen, dan vindt de intrekking of herziening plaats met ingang van de dag vanaf welke het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld.