ECLI:NL:RBZWB:2023:7410

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2415
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 24 maart 2022, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering per 31 augustus 2020 en 3 februari 2021 werd afgewezen. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond met een besluit op 15 maart 2023. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar beide partijen hebben zich afgemeld voor de zitting op 23 augustus 2023. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende beroepsgronden en de relevante wet- en regelgeving.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd. Eiseres had zich op 31 augustus 2020 ziekgemeld, maar de rechtbank oordeelt dat deze melding niet binnen de vereiste termijn van vijf jaar na de eerdere beëindiging van de WIA-uitkering is gedaan. De rechtbank stelt vast dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid is aangetoond die voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat de medische situatie van eiseres niet is veranderd en dat de klachten en beperkingen gelijk zijn gebleven. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt ondersteunen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat het UWV de aanvraag voor herleving van de WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van proceskosten of griffierecht, omdat zij in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2415 WIA

uitspraak van 24 oktober 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft eiseres met het besluit van 24 maart 2022 (primair besluit) geweigerd per 31 augustus 2020 en 3 februari 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 15 maart 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting en zijn niet verschenen.
1.5.
Bij sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van de WIA-uitkering aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 31 augustus 2020 en 3 februari 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
2.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
3.1.
Eiseres is werkzaam geweest als souschef bij [bedrijf 1] B.V. voor 32 uur per week. Voor dit werk heeft eiseres zich op 30 augustus 2010 ziekgemeld, vanwege diverse lichamelijke klachten. In het besluit van 27 februari 2017 is aan eiseres met ingang van 27 augustus 2012 tot en met 25 augustus 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
3.2.
Vervolgens is eiseres gaan werken als zelfstandig werkend kok bij V.O.F. [bedrijf 2] voor 32 uur per week. Voor dit werk heeft eiseres zich op 24 juli 2017 ziekgemeld, vanwege psychische klachten. Eiseres ontving vanaf 24 juli 2017 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
3.3.
In het besluit van 16 juli 2019 heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres beëindigd per 22 juli 2019, omdat de maximale uitkeringstermijn is bereikt. Daarnaast kan eiseres meer dan 65% van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd verdienen. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.
3.4.
Eiseres heeft op 2 mei 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. Op 15 juli 2019 heeft eiseres deze aanvraag ingetrokken.
3.5.
Aan eiseres is op 9 augustus 2019 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Terwijl eiseres de WW-uitkering ontving, heeft zij zich per 3 februari 2021 ziekgemeld, vanwege toegenomen lichamelijke en psychische beperkingen. Bij besluit van 16 april 2021 is aan haar een ZW-uitkering toegekend.
3.6.
Eiseres heeft op 31 augustus 2020 aan het UWV doorgegeven dat haar gezondheid is verslechterd.
3.7.
Bij het primaire besluit heeft het UWV geweigerd om aan eiseres per 31 augustus 2020 en 3 februari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Gronden van eiseres
4. Eiseres heeft aangevoerd dat zij zich niet kan vinden in de beslissing. Eiseres is van mening dat zij binnen vijf jaar na de beëindiging van de eerdere WIA-uitkering de toename van gezondheidsklachten heeft gemeld, dan wel dat zij zich tijdig opnieuw heeft ziekgemeld. Eiseres meent dat zij recht heeft op een WIA-uitkering vanaf 31 augustus 2020, dan wel vanaf 1 februari 2023.
Eiseres meent dat haar lichamelijke en psychische klachten van dien aard zijn dat zij niet in staat is bedrijfsmatige werkzaamheden uit te voeren.
Verweer van het UWV
5. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres zich met een verzoek van 31 augustus 2020 toegenomen arbeidsongeschikt heeft gemeld voor de WIA. Vervolgens heeft eiseres zich per 3 februari 2021 ziekgemeld vanuit de WW. Eiseres ontvangt vanaf 6 april 2021 een ZW-uitkering, na het bereiken van de maximale termijn van de WW-uitkering.
Met het bestreden besluit heeft het UWV vastgesteld dat eiseres met ingang van 31 augustus 2020 geen WIA-uitkering kan krijgen, omdat de WIA-uitkering meer dan vijf jaar daarvoor was beëindigd. Deze termijn staat een herleving van de uitkering in de weg. Het UWV baseert zich hierbij op artikel 57 van de Wet WIA. De verzekeringsarts b&b bevestigt het oordeel van de primaire verzekeringsarts dat herleving van de WIA-uitkering per 31 augustus 2020 niet aan de orde is. Met betrekking tot de ziekmelding per 3 februari 2021 merkt het UWV op dat eiseres inmiddels – na 104 weken – de wachttijd heeft bereikt. Er zal dan ook nog een WIA-beoordeling per 1 februari 2023 moeten gaan plaatsvinden.
Dat eiseres door lichamelijke en psychische klachten niet in staat is om te werken, wordt niet onderbouwd met (nieuwe) medische gegevens. Het UWV ziet daarom geen reden om het standpunt te wijzigen.
Omvang van het geding
6. In dit geval kan uit het dossier worden afgeleid dat eiseres met haar melding van 31 augustus 2020 heeft bedoeld een beroep te doen op de regeling omtrent toegenomen arbeidsongeschiktheid na de eerdere WIA-beoordeling (herleving WIA). Daarna heeft eiseres zich per 3 februari 2021 ziekgemeld, vanwege een toename van de ervaren belemmeringen.
Dit betekent dat nu de vraag voorligt of het UWV op goede gronden heeft gesteld dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere WIA-uitkering en daardoor terecht de aanvraag heeft afgewezen.
De te beoordelen periode loopt van 26 augustus 2013 tot en met 25 augustus 2018.
De beoordeling van de toegenomen arbeidsongeschiktheid en de herleving van de uitkering
7. Het recht op een WIA-uitkering kan herleven indien iemand binnen vijf jaar, nadat de uitkering is beëindigd, omdat betrokkene minder dan 35 % arbeidsongeschikt is, toegenomen arbeidsongeschikt is. Van belang daarbij is dat die toegenomen arbeidsongeschiktheid dan moet voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak. Volgens vaste rechtspraak wordt een dergelijke aanvraag beoordeeld aan de hand van een aantal stappen:
  • Is er sprake van toegenomen beperkingen?
  • Zo ja, vloeien deze voort uit dezelfde ziekteoorzaak (causaliteitsvereiste)?
  • Zo ja, heeft de toename van deze beperkingen uit dezelfde oorzaak plaatsgevonden binnen vijf jaar na weigering, herziening of intrekking?
7.1.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is verricht door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&) van het UWV.
7.2.
Verzekeringsarts [naam 1] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur van 10 maart 2022 waarbij lichamelijk en psychische onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts stelt dat er moet worden gekeken of er sprake is van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere WIA-uitkering. De verzekeringsarts stelt vast dat de toename van beperkingen, zoals gemeld op 31 augustus 2020, en de ziekmelding per 3 februari 2021 buiten de periode van vijf jaar vallen. Gelet op het verlopen van de termijn van vijf jaar, kan er volgens de verzekeringsarts geen sprake zijn van een herbeoordeling in het kader van de WIA vanwege toename van beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak.
Verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en de hoorzitting via Teams bijgewoond. De verzekeringsarts b&b stelt dat de herleving van de WIA-uitkering per 31 augustus 2020 niet aan de orde is en dat er geen reden is om af te wijken van het primaire oordeel. De verzekeringsarts b&b stelt dat op basis van de in bezwaar aanwezige informatie naar voren komt dat de aard van de aandoening niet is gewijzigd. De diagnoses werden in de loop der jaren bijgesteld. Dit heeft geen directe invloed op de belastbaarheid, want bij het vaststellen van de medische beperkingen bij verzekeringsgeneeskundig onderzoek wordt rekening gehouden met meerdere parameters die gezamenlijk een medisch beeld vormen. Eveneens komt uit de anamnese naar voren dat de klachten en de door eiseres ervaren belemmeringen hetzelfde zijn. Op basis van deze gegevens is de wijziging van de medische situatie sinds 3 februari 2021 en niet sinds 31 augustus 2020 aannemelijk, vanwege verminderde beschikbaarheid door intensieve behandeling. Gelet op het feit dat eiseres inmiddels meer dan 104 weken onafgebroken ziek wordt geacht in het kader van de ZW is te verwachten dat zij wordt opgeroepen voor een WIA-beoordeling.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Op grond van de beschikbare medische gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de verzekeringsarts b&b terecht heeft gesteld dat bij eiseres sinds de laatste WIA-beoordeling geen sprake is van een toename van de beperkingen.
Naar oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b voldoende uitgelegd waarom er in het geval van eiseres geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Uit de aanwezige medische informatie volgt dat de aard van de aandoening niet is gewijzigd. De diagnoses werden in de loop der jaren bijgesteld. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft de bijstelling van de diagnoses geen directe invloed op de belastbaarheid van eiseres, omdat bij het vaststellen van de medische beperkingen rekening wordt gehouden met meerdere parameters die gezamenlijk een medisch beeld vormen. Daarnaast blijkt uit de anamnese dat de klachten en de ervaren belemmeringen hetzelfde zijn gebleven. Het standpunt van eiseres dat er sprake is van toegenomen medische beperkingen, kan de rechtbank niet volgen. Dit standpunt wordt door eiseres niet met (nieuwe) medische informatie onderbouwd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet toegenomen arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA. Eiseres heeft een andersluidende conclusie niet aannemelijk gemaakt of nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt, dat daar wel sprake van is, ondersteunt.
7.4.
Naast het oordeel dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen, is de rechtbank van oordeel dat de WIA-uitkering ook om een andere reden niet kan herleven. De rechtbank begrijpt dat de melding wijziging gezondheid van 31 augustus 2020 een verzoek om herleving van de WIA-uitkering betrof en geen ziekmelding in het kader van de Ziektewet. Dit verzoek is naar oordeel van de rechtbank ingediend buiten de termijn van vijf jaar, zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA. Datzelfde geldt voor de ziekmelding per 3 februari 2021. Van andere meldingen of aanvragen die wél binnen de termijn van vijf jaar zijn gedaan en die niet zijn afgehandeld of ingetrokken, is de rechtbank niet gebleken.
7.5.
Op 10 november 2022 heeft eiseres zich opnieuw toegenomen arbeidsongeschikt gemeld voor de WIA per 3 februari 2021. Het UWV heeft deze aanvraag tot herbeoordeling omgezet in een aanvraag voor een nieuwe WIA-uitkering. Deze aanvraag valt buiten de omvang van het geding, maar ligt kennelijk nog wel ter beoordeling aan het UWV voor. Mogelijk dat eiseres alsnog per 1 februari 2023 voor een WIA-uitkering in aanmerking komt.

Conclusie en gevolgen

8. Het UWV heeft terecht geweigerd om de WIA-uitkering van eiseres te laten herleven, omdat niet gebleken is dat zij toegenomen arbeidsongeschikt is en de termijn waarbinnen de WIA-uitkering kan herleven, is verstreken. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft.
9. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 24 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA):
Op grond van artikel 57, eerste lid, van de Wet WIA herleeft, indien op grond van artikel 56 het recht op een WGA-uitkering is geëindigd, het recht op die uitkering op de dag dat de verzekerde weer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:
recht had op een arbeidsuitkering;
minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:
1°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vier weken na:
1°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van CRvB 31 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1683.