ECLI:NL:RBZWB:2023:7330
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kwalificatie van activiteiten als winst uit onderneming en het recht op ondernemersaftrek in het kader van de inkomstenbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 oktober 2023, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan de belanghebbende voor de jaren 2016 en 2017 aanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd, waarbij de belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en wonen van respectievelijk € 56.825 en € 65.073 had aangegeven. De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard en de aanslagen gehandhaafd. De rechtbank beoordeelt of de activiteiten van de belanghebbende kwalificeren als winst uit onderneming en of hij recht heeft op ondernemersaftrek.
De rechtbank concludeert dat de activiteiten van de belanghebbende niet als winst uit onderneming kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank weegt verschillende factoren mee, zoals de mate van zelfstandigheid, de duurzaamheid en omvang van de werkzaamheden, en het ondernemersrisico. De rechtbank stelt vast dat de opbrengsten over de jaren beperkt zijn en dat er geen of nauwelijks investeringen zijn gedaan. Bovendien heeft de belanghebbende niet adequaat gereageerd op vragen van de inspecteur over zijn ondernemerschap. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld die ondernemerschap kunnen aantonen. De beroepen van de belanghebbende worden ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op de ondernemersaftrek en het griffierecht niet terugkrijgt.