ECLI:NL:RBZWB:2023:7321

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
02-029155-22, 16-653446-17 (tul), 03-136516-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer uitspraak over oplichting en witwassen met gevangenisstraf

Op 20 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan oplichting en witwassen. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Leeuwarden, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 6 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte onder andere oplichting van meerdere personen, het witwassen van geldbedragen en een poging tot het uitlokken van moord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting en gewoontewitwassen, en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de rechtbank niet bevoegd was en dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend, waarbij de verdachte gebruik had gemaakt van valse identiteiten en hoedanigheden om slachtoffers te misleiden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot het uitlokken van moord wegens onvoldoende bewijs. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die niet alleen materiële schade hebben geleden, maar ook emotionele gevolgen ondervonden van de oplichtingen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld en schadevergoedingen toegewezen waar mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/029155-22, 16/653446-17 (tul), 03/136516-17 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 20 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [plaats 1] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Leeuwarden,
raadsvrouw mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 11 oktober 2022 gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: oplichting van meerdere personen;
feit 2: het witwassen van meerdere geldbedragen;
feit 3: een poging tot het uitlokken van moord.

3.De voorvragen

3.1
De bevoegdheid van de rechtbank
De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 bepleit dat de rechtbank niet bevoegd is, omdat het veronderstelde feit niet in Nederland is gepleegd. De rechtbank verwerpt dit verweer. Op grond van artikel 7, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is de Nederlandse strafwet van toepassing op een Nederlander, die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een strafbaar feit, dat door de Nederlandse strafwet als een misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het feit begaan is, een straf is gesteld. Nu verdachte Nederlander was en is en het tenlastegelegde feit, het misdrijf poging tot uitlokking van moord, zowel in Nederland als in België (artikelen 66 en 394 van het Strafwetboek in België) strafbaar is, is de rechtbank bevoegd. Ook is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van de overige tenlastegelegde feiten.
3.2
De overige voorvragen
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
De dagvaarding is geldig.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van oplichting (feit 1). Verdachte heeft door gebruik te maken van een valse naam, een valse hoedanigheid en door samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen bewogen tot afgifte van geldbedragen. Nadat hij via sociale media contact had gehad met aangevers, hebben zij geldbedragen overgemaakt in de veronderstelling dat zij een vakantiewoning boekten of kleding kochten. Dit bleek later niet het geval. Met verdachte zijn handelen heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen (feit 2). Daarnaast acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het uitlokken van moord (feit 3). Verdachte heeft een onbekend gebleven persoon online gevraagd of die zijn [ex-echtgenote van verdachte] , wilde vermoorden, heeft daartoe de nodige informatie over haar verstrekt en een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld. Op de zitting heeft de officier van justitie de volgens haar redengevende bewijsmiddelen naar voren gebracht en bij haar op schrift gezette requisitoir overgelegd aan de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de oplichting (feit 1) en gewoontewitwassen (feit 2) vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft de aangevers niet opgelicht en heeft daarmee de door oplichting verkregen geldbedragen van de aangevers niet witgewassen. De verdediging schetst een alternatief scenario. De oplichtingen zijn gepleegd door zijn [ex-echtgenote van verdachte] . Zij had toegang tot de telefoons en de e-mailaccounts van verdachte en de geldbedragen werden op haar bankrekeningen gestort.
De verdediging bepleit ook vrijspraak van de poging tot het uitlokken van moord vanwege onvoldoende wettig bewijs (feit 3). Het bericht waarmee de uitlokking zou zijn gepleegd, is niet in het dossier te vinden en niet te controleren. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of het bericht waarin de moord op [ex-echtgenote van verdachte] wordt uitgelokt op Darkweb heeft gestaan, laat staan dat kan worden vastgesteld wie de melder is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit ten aanzien van de aangiftes van [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] en [aangever 6] . De datum waarop de oplichtingen zouden hebben plaatsgevonden, ligt (ver) buiten de tenlastegelegde periode. De rechtbank acht deze oplichtingen, waaronder het verkopen en niet leveren van kleding, daarom niet wettig en overtuigend bewezen.
De oplichtingen: modus operandi
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat 26 aangevers in de tenlastegelegde periode van 18 augustus 2020 tot en met 20 september 2020 zijn opgelicht. De aangevers zagen op Facebook een advertentie voor het huren van een vakantiewoning. Zij hadden vervolgens via Facebook, Messenger en/of Whatsapp contact met de dader, waarna een boeking en betaling volgde. Uiteindelijk bleek er geen boeking voor de vakantiewoning te bestaan.
Betrokkenheid verdachte
De aangevers hebben de geldbedragen voor het huren van een vakantiewoning overgemaakt naar vier verschillende bankrekeningnummers. Die vier bankrekeningen staan op naam van de [ex-echtgenote van verdachte] , verdachte en/of [ex-echtgenote van verdachte] , [naam 1] en [naam 2] . De geldbedragen die zijn overgemaakt naar de bankrekeningen van [naam 1] en [naam 2] zijn vervolgens ook terecht gekomen op de bankrekeningen van [ex-echtgenote van verdachte] . [ex-echtgenote van verdachte] heeft verklaard dat verdachte toegang had tot en gebruik maakte van haar bankrekeningen en bankpasjes. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk, omdat verdachte in deze periode geen eigen bankrekening had. Bovendien heeft verdachte op zitting verklaard dat hij geldbedragen van de bankrekeningen van [ex-echtgenote van verdachte] kon overmaken naar een andere bankrekening en heeft hij bevestigd dat hij wel eens met de pinpas van die bankrekeningen pinde. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte toegang had tot en gebruik maakte van de bankrekeningen van [ex-echtgenote van verdachte] , waarop geldbedragen van de aangevers terecht zijn gekomen. Vervolgens heeft verdachte met die geldbedragen onder andere PaySafe kaarten besteld. Bij deze bestellingen werden namelijk het telefoonnummer en het e-mailadres van verdachte gebruikt.
Alternatief scenario
Verdachte betwist niet dat de oplichtingen plaats hebben gehad en dat er bedragen op de hiervoor genoemde rekeningen zijn overgemaakt. Hij ontkent wel nadrukkelijk de oplichtingen te hebben gepleegd. Bij de politie en op zitting heeft verdachte verklaard, dat hij van niets wist en dat zijn [ex-echtgenote van verdachte] de oplichtingen heeft gepleegd. [ex-echtgenote van verdachte] maakte namelijk gebruik van de telefoons en de e-mailadressen van verdachte. Daarnaast zijn de geldbedragen van de aangevers op haar bankrekeningen terechtgekomen.
De rechtbank acht dit door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen in deze zaak blijkt dat [getuige] in 2016, in een eerdere strafzaak, door verdachte is opgelicht. Hij had bij verdachte voetbaltickets besteld en daarvoor een geldbedrag betaald, maar heeft de tickets nooit ontvangen. [getuige] is verdachte vervolgens in de gaten gaan houden en heeft zo de modus operandi van verdachte ontdekt. Verdachte pleegde eerst oplichtingen met de verkoop van shirts en voetbaltickets, maar later ook met de verhuur van vakantiewoningen. Voor de oplichting gebruikte verdachte fictieve bedrijfsnamen en profielnamen. [getuige] heeft een deel van het geldbedrag wat hij door verdachte kwijt was, teruggekregen van de vader van verdachte.
Door [ex-vriendin van verdachte] , is ook een verklaring afgelegd over verdachte. Verdachte en [ex-vriendin van verdachte] kennen elkaar vanaf 2021 en dus na de tenlastegelegde periode. Zij kent [ex-echtgenote van verdachte] , niet. Toch heeft [ex-vriendin van verdachte] precies hetzelfde verklaard als [ex-echtgenote van verdachte] , namelijk dat verdachte oplichtingen pleegde en daarvoor haar bankrekening gebruikte. Er werden geldbedragen op haar bankrekening gestort en verdachte pinde met haar bankpas. Uit een brief van verdachte blijkt dat hij [ex-vriendin van verdachte] beschuldigt van het plegen van oplichting, net zoals hij nu bij [ex-echtgenote van verdachte] doet.
De rechtbank stelt vast dat de hierboven door [getuige] omschreven modus operandi van verdachte overeenkomt met de modus operandi van de tenlastegelegde oplichtingen. Onder een valse naam en/of valse hoedanigheid worden vakantiewoningen op Facebook te huur aangeboden. Vervolgens betalen de aangevers een geldbedrag voor huur en/of borg en deze geldbedragen komen terecht op de rekening van [ex-echtgenote van verdachte] . De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat vaststaat dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de bankrekeningen van [ex-echtgenote van verdachte] .
Bovendien heeft de vader van verdachte verklaard dat hij wordt lastig gevallen door mensen die zijn opgelicht door verdachte en dat de politie daar in heeft bemiddeld. Ook stelt de vader van verdachte dat verdachte zonder hulp terugvalt in wat er is gebeurd en dat hij een pathologische leugenaar is. Hier komt nog bij dat [getuige] , de vader van verdachte, [ex-echtgenote van verdachte] , [ex-vriendin van verdachte] en [naam 3] (de huidige partner van [ex-echtgenote van verdachte] ) allen verdachte onderbouwd aanwijzen als een oplichter.
Verdachte stelt dat de oplichtingen door zijn ex-echtgenote zijn gepleegd. Voor deze stelling is geen afdoende onderbouwing gegeven noch gevonden. Er is geen bewijs dat de ex-echtgenote van verdachte de oplichtingen heeft gepleegd en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank dit ook zeer onwaarschijnlijk. Alles wijst naar verdachte. Verdachte is in het verleden veroordeeld voor het meermalen plegen van oplichting. De modus operandi toen is vergelijkbaar met deze verdenking. Na de relatie met zijn ex-echtgenote heeft verdachte volgens zijn, inmiddels ook ex-, vriendin oplichtingen gepleegd op dezelfde wijze. Verdachte beschikte over al de accountnamen die bij de oplichting zijn gebruikt en heeft toegegeven die ook, voor volgens hem legitieme doeleinden, te hebben gebruikt. Verdachte beschikte over de bankrekeningen en bankpassen van zijn ex-echtgenote waarop de geldbedragen door de opgelichte mensen zijn gestort. Zodra de bedragen op de rekening van [ex-echtgenote van verdachte] stonden, werden die bedragen gepind of werden er Paysafe kaarten mee gekocht. Op deze wijze werden de bedragen van de rekening van [ex-echtgenote van verdachte] afgehaald en beschikte verdachte over die bedragen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat verdachte degene is geweest die de oplichtingen heeft gepleegd. De rechtbank concludeert dat verdachte door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels meerdere personen heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode 18 augustus 2020 tot en met 20 september 2020 de aangevers heeft opgelicht.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast, dat verdachte als gevolg van de oplichting van de aangevers onder feit 1 de bijbehorende geldbedragen voorhanden heeft gehad. De geldbedragen werden door de aangevers immers naar bankrekeningen overgemaakt waarover verdachte beschikkingsmacht had. Verdachte wist dat deze geldbedragen afkomstig waren van een misdrijf, namelijk de door hem zelf gepleegde oplichtingen. Verdachte heeft dus geld voorhanden gehad afkomstig uit eigen misdrijf, zodat - voor een bewezenverklaring van witwassen en als gevolg van de kwalificatieuitsluitingsgrond - ook dient te komen vast te staan dat dat voorhanden hebben een op daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst gericht karakter heeft (Hoge Raad 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4605). De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Door de geldbedragen, nadat zij op de rekeningen van derden waren gestort, te pinnen of daarmee PaySafe kaarten te kopen, heeft verdachte de geldbedragen steeds omgezet en kennelijk willen verhullen dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. Hij heeft zich aldus schuldig gemaakt aan witwassen. Gelet op de langere periode en de grote hoeveelheid geldbedragen is ook sprake van gewoontewitwassen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Op 23 april 2021 kwam bij de Nederlandse politie via de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken (IRC) spoedinformatie binnen. Hierin stond dat een persoon zich op het Darkweb kenbaar had gemaakt als de ex-vriend van [ex-echtgenote van verdachte] . Deze persoon gaf opdracht om [ex-echtgenote van verdachte] te vermoorden en zijn zeven maanden oude zoon bij haar weg te nemen en naar hem terug te brengen. Er werd eerst 5.000,00 dollar beloofd, maar later moest er een foto worden gestuurd. De persoon die deze opdracht op het Darkweb had geplaatst, had zijn e-mailadres gegeven: [e-mailadres] . Het IP-adres van dit e-mailadres is verbonden aan het [adres] in [plaats 2] ( [hotel] ) in België.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte plannen had om [ex-echtgenote van verdachte] iets aan te doen. Zo heeft de vader van verdachte op 23 maart 2021 in paniek de politie gebeld, omdat hij van verdachte een Whatsapp bericht had ontvangen waarin hij beschreef met plannen rond te lopen om [ex-echtgenote van verdachte] van het leven te beroven. [ex-vriendin van verdachte] , heeft verklaard dat verdachte [ex-echtgenote van verdachte] bedreigde: hij zou [ex-echtgenote van verdachte] iets aan willen doen om zijn [zoon van verdachte] te krijgen. In het dossier zit ook een screenshot van een Whatsapp bericht van verdachte aan [ex-vriendin van verdachte] , waarin verdachte zegt ‘Lekker single blijf ik, lekker alleen werken, m’n ex laten ombrengen en [zoon van verdachte] meenemen’. Verder staan in het dossier berichten tussen verdachte en zijn kennis [naam 4] , waar zij het hebben over het plan om [ex-echtgenote van verdachte] iets aan te doen.
De rechtbank kan echter op basis van het dossier niet vaststellen of (en zo ja, wanneer en door wie) het bericht om [ex-echtgenote van verdachte] te vermoorden daadwerkelijk op het Darkweb heeft gestaan(/is geplaatst). Het dossier bevat niet de oorspronkelijke tekst van het bericht of enig bewijs van plaatsing. Er blijkt enkel dat een anonieme melder aan de Federal Bureau of Investigation (FBI) heeft verklaard, dat het bericht op het Darkweb heeft gestaan, maar wie de melder is en of de melding juist is, is onbekend en niet door de rechtbank te beoordelen. Daarnaast kan op basis van het dossier ook niet worden vastgesteld, dat verdachte op het moment van de gestelde plaatsing op het Darkweb verbleef in [hotel] , waarvandaan het bericht op het Darkweb geplaatst zou zijn. Het feit dat hij daar in het hotel rond die periode verbleef, is niet voldoende specifiek.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 3 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 18 augustus 2020 tot en met 20 september 2020 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
* op of omstreeks 18 augustus 2020 te [plaats 3] [benadeelde 1] tot de afgifte van 75,00 euro en
* op of omstreeks 24 augustus 2020 te [plaats 4] [benadeelde 2] tot de afgifte van 350,00 euro en
* op of omstreeks 25 augustus 2020 te [plaats 4] [benadeelde 3] tot de afgifte van 350,00 euro en
* op of omstreeks 26 augustus 2020 te [plaats 5] [benadeelde 4] tot de afgifte van 300,00 euro en
* op of omstreeks 21 augustus 2020 te [plaats 6] [benadeelde 5] tot de afgifte van 350,00 euro en
* op of omstreeks 26 augustus 2020 te [plaats 7] [benadeelde 6] tot de afgifte van 450,00 euro en
* op of omstreeks 08 september 2020 te [plaats 8] [benadeelde 7] tot de afgifte van 350,00 euro en
* op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 4] [benadeelde 8] tot de afgifte van 250,00 euro en
* op of omstreeks 20 september 2020 te [plaats 9] en/of [plaats 10] [benadeelde 9] en [benadeelde 10] en [benadeelde 11] tot de afgifte van 250,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 2020 te [plaats 11] [benadeelde 12] tot de afgifte van 400,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 20202 [benadeelde 13] te [plaats 12] tot de afgifte van 250,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 2020 [benadeelde 14] te [plaats 13] tot de afgifte van 375,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 2020 te [plaats 14] [benadeelde 15] tot de afgifte van 350,00 euro en
* op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 15] [benadeelde 16] tot de afgifte van 300,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 2020 te [plaats 16] [benadeelde 17] tot de afgifte van 500,00 euro en
* op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 17] [benadeelde 18] tot de afgifte van 375,00 euro en
* in of omstreeks de periode van 11 september 2020 tot en met 12 september 2020 te [plaats 18] [benadeelde 19] tot de afgifte van 250,00 euro en
* in of omstreeks de periode van 17 september 2020 tot en met 18 september 2020 te [plaats 19] [benadeelde 20] tot de afgifte van 250,00 euro en
* omstreeks 23 augustus 2020 te [plaats 20] [benadeelde 21] tot de afgifte van 300,00 euro en
* op of omstreeks 18 augustus 2020 te [plaats 21] [benadeelde 22] tot de afgifte van 250,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 2020 te [plaats 22] [benadeelde 23] tot de afgifte van 375,00 euro en
* op of omstreeks 25 augustus 2020 te [plaats 23] [benadeelde 24] tot de afgifte van 350,00 euro en
* op of omstreeks 27 augustus 2020 te [plaats 4] [benadeelde 25] tot de afgifte van 350,00 euro en
* op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 16] [benadeelde 26] tot de afgifte van 100,00 euro
hebbende verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- via internetsites facebook.com en/of (vervolgens) via messenger en/of WhatsApp (niet aan hem, verdachte, toebehorende) (vakantie)woningen en/of verhuur van een (vakantie)woning aan te bieden tegen betaling van huur en/of borg en/of aanbetaling en/of
- onder andere gebruik te maken van valse identiteiten, te weten: [identiteit 1] en/of [identiteit 2] en/of [identiteit 3] en/of [identiteit 4] en/of [identiteit 5] en/of [identiteit 6] en/of
- zich voorgedaan als een bonafide verhuurder in verhuur van (vakantie)woningen en/of
- na het ontvangen van de huursom(men) een reserveringsbevestiging gemaild en/of
- meegedeeld dat voornoemde perso(o)n(en) zich geen zorgen hoeft/hoeven te maken met betrekking tot de vakantie en/of, waardoor voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2
op 18 augustus 2020 tot en met 20 september 2020 in Nederland, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen:
* op of omstreeks 18 augustus 2020 te [plaats 3] een geldbedrag van 75,00 euro en
* op of omstreeks 24 augustus 2020 te [plaats 4] een geldbedrag van 350,00 euro en
* op of omstreeks 25 augustus 2020 te [plaats 4] een geldbedrag van 350,00 euro en
* op of omstreeks 26 augustus 2020 te [plaats 5] een geldbedrag van 300,00 euro en
* op of omstreeks 21 augustus 2020 te [plaats 6] een geldbedrag van 350,00 euro en
* op of omstreeks 26 augustus 2020 te [plaats 7] een geldbedrag van 450,00 euro en
* op of omstreeks 08 september 2020 te [plaats 8] een geldbedrag van 350,00 euro en
* op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 4] een geldbedrag van 250,00 euro en
* op of omstreeks 20 september 2020 te [plaats 9] en [plaats 10] een geldbedrag van 250,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 2020 te [plaats 11] een geldbedrag van 400,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 20202 te [plaats 12] een geldbedrag van 250,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 2020 te [plaats 13] een geldbedrag van 375,00 en
* op of omstreeks 18 september 2020 te [plaats 14] een geldbedrag van 350,00 euro en
* op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 15] een geldbedrag van 300,00 euro en
* op of omstreeks 18 september 2020 te [plaats 16] een geldbedrag van 500,00 euro en
* op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 17] een geldbedrag van 375,00 euro en
* in de periode van 11 september 2020 tot en met 12 september 2020 te [plaats 18] een geldbedrag van 250,00 euro en
* in of omstreeks de periode van 17 september 2020 tot en met 18 september 2020 te [plaats 19] een geldbedrag van 250,00 euro en
* omstreeks 23 augustus 2020 te [plaats 20] een geldbedrag van 300,00 euro en
* op of omstreeks 18 augustus 2020 te [plaats 21] een geldbedrag van 250,00 en
* op of omstreeks 18 september 2020 te [plaats 22] een geldbedrag van 375,00 euro en
* op of omstreeks 25 augustus 2020 te [plaats 23] een geldbedrag van 350,00 euro (bijlage 26, aangifte blz. 427) en/of
* op 27 augustus 2020 te [plaats 4] een geldbedrag van 350,00 euro en
* op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 16] een geldbedrag van 100,00 euro
heeft verworven en omgezet en/of van voorwerpen, te weten geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen – onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van alle feiten aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van het voorarrest en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de oplegging van een tbs-maatregel bij een veroordeling voor oplichting en witwassen niet passend is. Indien verdachte voor alle drie de feiten wordt veroordeeld, is oplegging van tbs eveneens niet passend. De pro-justitiarapporteurs zijn namelijk niet op zitting gehoord en verdachte heeft na het opstellen van de rapportage geen gebruik mogen maken van zijn correctierecht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich vele malen schuldig gemaakt aan oplichting door op Facebook een advertentie te plaatsen voor het verhuren van een vakantiewoning. Hij heeft zich voorgedaan als een bonafide verhuurder, terwijl de slachtoffers, nadat zij een geldbedrag hadden betaald aan verdachte, helemaal geen boeking bij een vakantiewoning hadden. Door zo te handelen heeft verdachte binnen één maand op een geraffineerde wijze van 26 slachtoffers geld afhandig gemaakt en hen in teleurstelling achtergelaten. De oplichtingen getuigen van brutaliteit en egoïsme. Verdachte heeft zijn eigen financiële gewin vooropgesteld en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Uit de toelichting op de vorderingen van de slachtoffers blijkt dat de oplichtingen niet alleen hebben gezorgd voor materiële schade, maar ook voor stress en verdriet en dat hun vertrouwen in de medemens is geschaad. Naast de gevolgen voor de slachtoffers leiden dit soort feiten ook tot grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Over de oplichtingspraktijken van verdachte is zelfs een tv-programma uitgezonden door [naam 5] , omdat veel mensen zich bij hem hadden gemeld als slachtoffer van oplichting door verdachte. Naast de oplichtingen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door de van de slachtoffers ontvangen geldbedragen te verhullen door de bedragen te ontvangen op bankrekeningen van zijn ex-echtgenote of derden, te pinnen en uit te geven of om te zetten in Paysafe kaarten. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat verdachte tot op de dag van de zitting geen inzicht heeft getoond in de ernst van zijn handelen en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de oplichtingen en het witwassen. Daar komt bij dat verdachte al eerder is veroordeeld voor een reeks aan oplichtingen en daar kennelijk niets van heeft geleerd.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de pro-justitiarapportage (psychologisch onderzoek) van 3 augustus 2022, waaraan verdachte slechts in beperkte mate heeft meegewerkt. Volgens de psycholoog zijn er sterke aanwijzingen dat bij verdachte sprake is van ernstige persoonlijkheidsproblematiek, namelijk van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Een behandeling binnen een vrijwillig kader heeft geen kans van slagen vanwege het ontbreken van probleembesef- en inzicht en enige behandelmotivatie. Een maatregel waaraan verdachte zich niet kan onttrekken, is volgens de psycholoog de enige reële optie.
Voorts is verdachte onderzocht in het Pieter Baan Centrum om meer inzicht in zijn persoonlijkheid te verkrijgen. Blijkens de rapportage van 30 mei 2023 heeft verdachte ook hier niet mee willen werken aan het onderzoek. Desondanks is volgens [psychiater] en [psycholoog] wel te concluderen dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Voor oordeels- en kritiekstoornissen zijn eveneens aanwijzingen. Omdat bij een persoonlijkheidsstoornis sprake is van een duurzaam patroon was deze diagnose ook geldend ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Een vermindering in de toerekenbaarheid hebben de deskundigen niet kunnen onderbouwen. Door het gebrek aan medewerking hebben de deskundigen geen risicoprognose kunnen opstellen. Wel kunnen zij in algemene zin stellen dat verdachte hoog scoort op de kans op recidive betreffende geweld in het algemeen. Er zijn weinig beschermende factoren. Hij heeft weinig empathisch vermogen, een zogenaamde primitieve coping en beperkte zelfcontrole. Verdachte heeft financiële problemen, geen motivatie voor behandeling en een negatieve houding ten aanzien van autoriteiten. Het netwerk van verdachte is beperkt en hij vindt hulpverlening of toezicht niet noodzakelijk. Omdat verdachte niet meewerkte aan het onderzoek, is het voor de deskundigen niet mogelijk gebleken een interventieadvies te geven om het eventuele recidivegevaar in engere zin te reduceren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. Nu de rechtbank verdachte vrij spreekt van feit 3, een feit waarbij de veiligheid van een ander in het geding is, en oplichting en witwassen, waarbij de veiligheid van personen niet in het geding is, bewezen worden, is zij van oordeel dat de oplegging van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege voor die feiten niet passend is.
Een voorwaardelijk strafdeel en een proeftijd zijn, gelet op het strafblad van verdachte en de adviezen van de deskundigen, niet zinvol. Een behandeling in een vrijwillig kader of als voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel zal naar verwachting van de deskundigen geen kans van slagen hebben. Daarom resteert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

7.1
Ten aanzien van feit 1
7.1.1
Algemene overweging met betrekking tot de materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard, dat verdachte de tenlastegelegde oplichtingen heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en hij verplicht is de geldbedragen die zij ten behoeve van verdachte hebben overgemaakt, te vergoeden. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt voor een nieuwe vakantiewoning niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat een wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt. De rechtbank zal daarom de vorderingen ten aanzien daarvan afwijzen.
7.1.2
Algemene overweging met betrekking tot de immateriële schade
Ten aanzien van de benadeelde partijen die een bedrag aan immateriële schadevergoeding hebben gevorderd voor de oplichting, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen ieder voor zich onvoldoende concrete feiten en omstandigheden hebben aangevoerd waaruit blijkt dat bij hen door de oplichting psychische schade is ontstaan, van dien aard dat die voor vergoeding in aanmerking komt. Hierdoor is niet komen vast te staan dat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door de oplichting. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.1.3
De vorderingen
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 325,00, bestaande uit € 75,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning) en
€ 250,00 aan immateriële schade. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de materiële schade toewijzen en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 550,00, bestaande uit €350,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning) en € 200,00 aan immateriële schade. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de materiële schade toewijzen en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 350,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
De benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 445,00 aan materiële schade, bestaande uit € 300,00 voor de betaling aan verdachte voor een vakantiewoning en € 145,00 voor het boeken van een nieuwe vakantiewoning. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank € 300,00 toewijzen en de vordering voor het overige afwijzen.
De benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van € 385,81 aan materiële schade, bestaande uit € 350,00 voor de betaling aan verdachte voor een vakantiewoning en € 35,81 voor de betaling van een factuur van [bedrijf] BV. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank € 350,00 toewijzen en de vordering voor het overige afwijzen.
De benadeelde partij [benadeelde 13]
De benadeelde partij [benadeelde 13] vordert een schadevergoeding van € 250,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
De benadeelde partij [benadeelde 16]
De benadeelde partij [benadeelde 16] vordert een schadevergoeding van € 1.739,15, bestaande uit € 739,15 aan materiële schade (€ 300,00 betaling aan verdachte voor een vakantiewoning en € 439,15 voor het boeken van een nieuwe vakantiewoning) en € 1.000,00 aan immateriële schade. Uit het dossier volgt dat de benadeelde partij € 300,00 van verdachte heeft teruggekregen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, verklaart de rechtbank de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk ten aanzien van de immateriële schade. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af.
De benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 250,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 18]
De benadeelde partij [benadeelde 18] vordert een schadevergoeding van € 375,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
De benadeelde partij [benadeelde 19]
De benadeelde partij [benadeelde 19] vordert een schadevergoeding van € 250,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
De benadeelde partij [benadeelde 20]
De benadeelde partij [benadeelde 20] vordert een schadevergoeding van € 250,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
De benadeelde partij [benadeelde 21]
De benadeelde partij [benadeelde 21] vordert een schadevergoeding van € 350,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Uit het dossier en de vordering blijkt de benadeelde partij eerst € 300,00 en daarna nog € 50,00 naar verdachte heeft overgemaakt. De rechtbank constateert dat op de tenlastelegging enkel € 300,00 is opgenomen, waardoor de rechtbank - gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen - dit zal toewijzen. Nu het geldbedrag van € 50,00 niet op de tenlastelegging staat, zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij [benadeelde 23]
De benadeelde partij [benadeelde 23] vordert een schadevergoeding van € 375,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
De benadeelde partij [benadeelde 24]
De benadeelde partij [benadeelde 24] vordert een schadevergoeding van € 350,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
De benadeelde partij [aangever 5] en [aangever 6]
De benadeelde partij [aangever 5] en [aangever 6] vordert een schadevergoeding van
€ 5.669,50, bestaande uit € 669,50 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 26]
De benadeelde partij [benadeelde 26] vordert een schadevergoeding van € 100,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
De benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 260,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] vordert een schadevergoeding van € 125,00 aan materiële schade (betaling aan verdachte voor een vakantiewoning). Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.1.4
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van alle toegekende schadebedragen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over de toegewezen schadebedragen de wettelijke rente toewijzen, steeds gerekend vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.2
Ten aanzien van feit 3
De benadeelde partij [ex-echtgenote van verdachte] vordert een schadevergoeding van € 42.960,55 voor feit 3.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de hierna in de beslissing genoemde voorwerpen (twee telefoons) vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Verdachte heeft deze telefoons namelijk gebruikt bij het plegen van de oplichtingen.

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Parketnummer 16/653446-17
De officier van justitie heeft bij vordering van 19 april 2022 gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 juli 2018, ten uitvoer zal worden gelegd.
Op zitting heeft de officier van justitie gevorderd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat deze voorwaardelijke straf al ten uitvoer is gelegd.
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Parketnummer 03/136516-17
De officier van justitie heeft bij vordering van 19 april 2022 gevorderd dat de voorwaardelijke hechtenis van drie weken, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kantonrechter van 5 december 2019, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 326 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de tenlastelegging;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten ;
* 1 STK telefoontoestel (omschrijving: G2427492);
* 1 STK telefoontoestel (omschrijving: G2425717);
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
-
parketnummer 16/653446-17: verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging;
-
parketnummer 03/136516-17: gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de kantonrechter op 5 december 2019 is opgelegd,
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten:
drie weken hechtenis;
Benadeelde partijen (feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 75,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (feit 1), € 75,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
€ 350,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] (feit 1), € 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 350,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] (feit 1), € 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 300,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] (feit 1), € 300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 6 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 5] van € 350,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 5] (feit 1), € 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 13]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 13] van
€ 250,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 13] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 16]
- wijst de vordering ten aanzien van de kosten voor het boeken van een nieuwe vakantie, de prepaid beltegoedkaart en de hondenpensioen af;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De benadeelde partij [aangever 2]
- verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De benadeelde partij [benadeelde 18]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 18] van € 375,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 18] (feit 1), € 375,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
17 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 19]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 19] van € 250,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 19] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
12 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 20]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 20] van € 250,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 20] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 21]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 21] van
€ 300,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 21] (feit 1), € 300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 6 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 23]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 23] van € 375,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 23] (feit 1), € 375,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 24]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 24] van € 350,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 24] (feit 1), € 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partijen [aangever 5] en [aangever 6]
- verklaart de benadeelde partijen [aangever 5] en [aangever 6] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De benadeelde partij [benadeelde 26]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 26] van
€ 100,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 26] (feit 1), € 100,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [aangever 3]
- verklaart de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De benadeelde partij [aangever 4]
- verklaart de benadeelde partij [aangever 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [ex-echtgenote van verdachte] (feit 3)
- verklaart de benadeelde partij [ex-echtgenote van verdachte] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en
mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 oktober 2023.
Mr. C. Hofman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.