In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 31 mei 2021 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder uiterlijk op 30 november 2022 had moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 5 februari 2023 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op aan verweerder voor elke dag dat hij de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 100,- per dag. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 418,50 en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en openbaar gemaakt op 19 oktober 2023. De rechtbank heeft de beslissing gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een vooraankondiging te verzenden en binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze een besluit bekend te maken.